De start van het Amerikaanse imperialisme
Ridderkrijg en Burgervrede is een boek dat gaat over de honderd jarige oorlog die Engeland
en Frankrijk in de Middeleeuwen uitvochten. Het stond weggestopt in een (uit)hoek van mijn
boekenkast. Als een acteur die op een zijspoor is beland. Ik wou opruiming houden en
daarvan dreigde dit boek het slachtoffer te worden.
Je hoort behoorlijk afscheid te nemen en dus bladerde ik het nog even door. Volgens de
kronieken uit die tijd was het een oorlog tussen heren van stand en die hadden zo hun
omgangsvormen. Het leverde volgens die kronieken een aantal kleurrijke veldslagen op die
soms veel van een toernooi hadden.
Maar prof. F. W. N. Hugenholz, de schrijver, wou laten zien dat onder die schone schijn een
andere werkelijkheid stak. Een werkelijkheid zonder ridderlijkheid, maar van plundering en
moord op het gewone volk. Maar zo dacht ik al bladerend geldt dat niet voor heel veel
oorlogen? Met een groot verschil tussen schone schijn en rauwe werkelijkheid? Bedekken
fraaie leuzen niet eigen belang?
Voorbeelden daarvan vind je vooral in de VS. Een land dat na zijn ontstaan vele oorlogen
heeft gevoerd of daarmee heeft gedreigd en dan laat ik de vele conflicten met de Indianen
maar buiten beschouwing. Dat waren geen oorlogen maar was genocide. Geen ander land
dat zijn agressie zo goed wist te verbergen achter mooiklinkende leuzen, als de VS. Zo waren
de VS tegen het (Europese) kolonialisme terwijl ze zelf een koloniale mogendheid waren. Tot
ergernis van vele Europese landen.
Dat gedrag is verklaarbaar zo vindt Alexis Tocqueville. De VS waren vanaf hun ontstaan een
democratie. Engeland kwalificeerde het bestuur als een mobocratie (waarbij mob staat voor
gepeupel) maar dat was een laatdunkende reactie van een gekwetste natie. Bij een
democratie kan een regering alleen een oorlog beginnen, als de bevolking daar achterstaat.
Om de bevolking zo ver te krijgen, worden allerlei aanleidingen verzonnen en ophitsende
leuzen bedacht. De media werken aan die misleiding van de eigen bevolking graag mee want
oorlog bezit een hoge nieuwswaarde. Terwijl in een autocratie of dictatuur dat niet speelt.
Oorlog of vrede, daartoe besluiten de leider(s) eigenmachtig. Dit is de verklaring van Alexis
Tocqueville, een Frans politiek filosoof, in zijn boek “Democratie in de VS” dat in 1840
verscheen. Hij had in 1831 de VS bereisd en dit boek geeft zijn indrukken weer. Zijn
verklaring lijkt nog steeds op te gaan.
De opgeklopte opwinding verdampt ook weer snel. Er zijn nieuwe problemen en zaken die
de aandacht opeisen. Een neveneffect is – zo vind ik – dat ook verdragen, overeenkomsten
en afspraken door regering, bedrijven en bewoners soms na korte tijd al niet meer worden
nagekomen. Wie daar zakendoet, zo is mij voorgehouden, moet zich daarvan bewust zijn.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel advocaten in de VS een bestaan vinden.
De oorlog van 1812 – 1814 tussen de VS en Engeland is een goed voorbeeld. De Amerikanen
noemden die toen de Tweede Onafhankelijkheidsoorlog, de Engelsen classificeerden hem
later als de laatste zeeoorlog. Beide benamingen zijn onjuist. De onafhankelijkheid van de VS was niet in het geding en de oorlog werd niet op zee maar hoofdzakelijk op land
uitgevochten.
De verhouding tussen beide landen was al geruime tijd gespannen. Na een zware strijd
hadden de Amerikanen in 1783 hun onafhankelijkheid bevochten en die nederlaag konden
veel Engelsen maar moeilijk verkroppen. Verliezen van een zootje schorriemorrie! Erger kon
niet! Wat ook stak was dat het de oude kolonie goed ging.
Anderen, zakenlieden en de bestuurlijke elite, hadden grote geldelijke verliezen geleden. Er
waren dan ook groeperingen in Engeland die graag een oorlog wilden beginnen, maar dan
op een geschikt tijdstip.
Het grondgebied van deze nieuwe natie bestond uit een lange kuststrook en het overgrote
deel van de bevolking woonde op nog geen vijftig mijl van zee. De VS was een land zoals nu
het hedendaagse Chili is. De bewoners zochten dan ook – de planters in het zuiden
uitgezonderd – hun heil in de zeevaart en daar kwamen ze de Engelsen als concurrent tegen.
Dit gold in het bijzonder de Yankees, de bevolking van New England – het noordelijk deel van
de VS – gehaaide kooplui en bekwame zeelui. De bodem was er arm en stenig en bracht
weinig op. Maar voor de kust lagen rijke visbanken en voorts kon men met overzeese handel
geld verdienen.
Visserij en zeevaart zorgden voor inkomsten en die hadden de VS hard nodig om rente en
aflossing op leningen van Europese landen waaronder vooral Nederland, te kunnen betalen.
En voorts om het betrekkelijk hoge consumptieniveau van de bevolking vast te kunnen
houden waarvoor allerlei (luxe)goederen geïmporteerd moesten worden.
Het ging de Amerikaanse koopvaardij voor de wind. Als neutraal land profiteerde zij van de
oorlog tussen Engeland en Frankrijk. Zo werd de Engelse koopvaardij beperkt door het
gedwongen varen in konvooien. Bedoeld als bescherming tegen aanvallen van Franse
kapers. Wat met de jaren steeds meer een denkbeeldige bedreiging was. Die konvooien
belemmerden vrijheid van handel(en). Daarnaast ontbraken andere Europese zeevarende
landen zoals Nederland nadat ze door Napoleon bezet waren.
De Yankees sprongen in dat gat, haalden o.a. koffie uit Nederlands-Indië, thee uit China en
verkochten die aan landen in Europa die gebukt gingen onder het Continentale Stelsel. Dat
was ingevoerd door Napoleon waarbij het verboden was Engelse waar te importeren. Deze
neutraliteit brachten de VS groot voordeel maar ze hielden zich daarbij niet aan het verdrag
dat zij met Frankrijk gesloten hadden. Zij hadden vlak na hun onafhankelijkheid in 1788 toen
ze zeer beducht waren voor de Engelsen, een verdrag met Frankrijk gesloten. Het hield in dat
als een van beide landen door de Engeland werd aangevallen, de ander haar de oorlog zou
verklaren. Toen echter in 1792 Engeland Frankrijk aanviel, hielden de VS zich echter afzijdig!
De groeiende Amerikaanse koopvaardijvloot manifesteerde zich overal ter wereld. Engeland
had net Australië opgeëist. Mede om zo te kunnen profiteren van de jacht op potvissen. De
walvisvaart was bijzonder winstgevend omdat de vraag naar spermaceti voor verlichting snel
groeide. Maar met die jacht in de Pacific begonnen ook de Amerikanen en wel met veel
succes. De Amerikanen waren de eersten die het aandurfden om rond Kaap Hoorn te zeilen.
Een beruchte ronding die als het enigszins kon, vermeden werd. Voorts werden ze ook in
China in de opium- en theehandel lastige concurrenten. Engelse reders zagen dan ook graag
dat daar iets aan gedaan werd.
Aanpakken van de Amerikaanse koopvaardij wilden ook de officieren van de Royal Navy
maar al te graag. De Amerikaanse marine stelde in omvang weinig voor en bestond uit
enkele fregatten die wel zeer goed gebouwd en uitstekend bewapend waren. Ze werden
ingezet om de Barbarijse zeerovers te bestrijden. Dat gebeurde op de Middellandse zee waar
de Amerikanen opium uit Turkije haalden om daarmee de aanschaf van thee in China te
betalen. Het leveren van een zeeslag tussen twee vloten was door de geringe omvang van de
Amerikaanse marine niet reëel.
De Amerikaanse marine was niet in staat om overal op zee de eigen grote koopvaardij vloot
te beschermen en deze vormde, zo dachten de Engelse marineofficieren, dan ook een
gemakkelijke en vooral ook een rijke prooi. Het nemen van een koopvaardijschip kon flink
wat prijzengeld opleveren en dat was zeer welkom want de gages waren laag. Een Engelse
marineofficier kon amper zijn stand ophouden.
Maar prijzengeld binnenhalen was maar weinig marinemensen gegund. Een schip dat een
Franse haven moest blokkeren, kon zo’n buitenkans vergeten. Een saaie, statische bezigheid.
Ook konvooieren leverde niets op. Daarbij kwam nog dat het bijeenhouden van een konvooi
een doorlopende ergernis was. Het geluk om op een patrouillevaart nog een Frans schip te
kunnen nemen, was ook al niet groot. Die lieten zich naar mate de oorlog langer duurde,
steeds minder op zee zien.
Los van geldelijk gewin verschafte een oorlog de officieren van de Royal Navy ook een
immaterieel genoegen. Zij keken neer op hun Amerikaanse collega’s, ordinaire pummels,
gespeend van goed manieren. Als ze elkaar tegenkwamen in een haven dan werd er nogal
eens een duel uitgevochten. Op hun gedrag viel blijkbaar best wat aan te merken. Tot diep
in de negentiende eeuw lieten sjieke restaurants in de VS geen marinemensen, zowel
officieren als matrozen, toe. Zo’n oorlog was dus een mooie gelegenheid om ze eens goede
manieren bij te brengen.
De Royal Navy hield zich het recht voor om op volle zee elk schip te mogen aanhouden en te
onderzoeken of de lading ook bestond uit contrabande. Die troffen ze veel aan op
Amerikaanse schepen want Yankee schippers smokkelden van alles waar geld aan te
verdienen viel. Dat inspecteren van hun schepen ergerde de Amerikanen, maar wat hun
woede opwekte, was dat de Engelsen als ze bemanning tekortkwamen en dat was vaak het
geval, bemanningsleden ontvoerden. Dat waren Engelsen die graag op Amerikaanse schepen
voeren – naar schatting zo’n 20% van het totaal aantal zeelui – maar ook Amerikanen die
voor de onafhankelijkheid van de VS geboren waren. Want die waren in de ogen van de
Royal Navy eigenlijk Engelsen. Terwijl de VS die uiteraard als Amerikaanse staatsburgers zag.
Trouwens het pressen van zeelui gebeurde ook wel op Engelse koopvaardijschepen, die
daarom oorlogsschepen van de Royal Navy liefst probeerden te ontwijken. Alleen schepen
van de East India Company waren van dat pressen gevrijwaard.
Dat pressen mocht in Engeland toegestaan zijn, de Amerikanen vonden het een schending
van hun onafhankelijkheid en ze hadden al enkele malen hun beklag in Engeland gedaan.
Zonder daar gehoor te vinden. Want zonder pressen konden de schepen van de Royal Navy
niet bemand worden. Daaraan kon dus niet getornd worden.
Je zou verwachten dat vooral de Yankees uit New England woedend waren, maar dat viel
wel mee. Er viel op zee ondanks dat getreiter nog genoeg te verdienen. Bovendien was er
nooit een tekort aan zeelui. Het aantal gepreste Amerikaanse zeelui werd ruimschoots goed
gemaakt door Engelse zeelui die op Amerikaanse schepen aanmonsterden.
Er waren daarnaast toch nog lieden die vonden dat het onmetelijke binnenland ongekende
mogelijkheden bood. Dat waren niet de frontier men, vaak lieden die wat op hun kerfstok
hadden en hun toevlucht zochten in het binnenland, maar mannen van een heel ander
niveau. Mannen met een visie zoals Robert R. Livingston. Hij was een telg uit een zeer
vooraanstaande New Yorkse familie en werd in 1801 met James Monroe naar Frankrijk
gestuurd om New Orleans de havenstad aan de monding van de Mississippi aan te kopen.
Zonder daartoe gemachtigd te zijn, kochten zij in 1803 niet alleen New Orleans maar het
hele Louisiana Territorium. Het aankoopbedrag was $ 15 miljoen dat zij bij Baring Bank en bij
Mees en Hope leenden. Dus grotendeels met geld uit Nederland!
Robert was van mening dat de stoommachine ook geschikt zou zijn om een schip voort te
stuwen en dat zo het binnenland van de VS ontsloten kon worden. Maar pogingen in die
richting waren tot nog toe mislukt. In Frankrijk ontmoette hij echter Robert Fulton. Deze
Amerikaanse kunstschilder kon dankzij een beurs naar Engeland om zich verder te
bekwamen maar ontdekte daar dat hij zich liever met techniek bezighield. Hij vond de
torpedo uit, waarmee Engelse blokkade schepen konden worden uitgeschakeld. Hij wou die
uitvinding na een geslaagde proef aan de Franse marine verkopen, maar die zag ervan af.
Zo’n gluiperig wapen gebruiken dat was de marine onwaardig. Toen richtte hij zich maar op
het ontwikkelen van een bruikbaar stoomschip. Hij kwam vervolgens in Parijs in contact met
Robert Livingston en die had zoveel vertrouwen in hem dat hij zijn project wou financieren.
Waarop Fulton terugkeerde naar de VS.
Een groot deel van het Louisiana territorium behoorde tot het stroomgebied van de
Mississippi. Deze rivier werd als verkeersader steeds belangrijker voor de VS. Maar het
vervoer was uiterst primitief. Dat gebeurde met keelboats, platte bakken die de rivier
werden opgeboomd. Daar was veel mankracht en veel tijd mee gemoeid. Een tocht
stroomopwaarts van New Orleans naar Pittsburgh over de Mississippi en de Ohio vergde
meer tijd dan een reis per zeilschip van Amsterdam via Kaap de Goede Hoop naar Batavia.
Een andere man met een landinwaarts gerichte blik was Henry Clay, senator uit Kentucky en
speaksman van het Congres. Hij zag het Midden – Westen als de toekomstige graanschuur
van de VS. Om dat te realiseren moesten eerst wel de Engelsen uitgeschakeld worden want
die voorzagen de Indianen met wapens om zo verdere uitbreiding van de VS te beletten en
om verovering van Canada te voorkomen. Zo was Tecumseh, opperhoofd van de Shawnee,
die verscheidene Indianenstammen bijeenbracht, de enige niet Brit met de rang van
brigadegeneraal.
Henry Clay was een echte hardliner. Het belang van de VS ging hem voor alles. De man die
graag zag dat er in Europa oorlog gevoerd werd. Want zo was zijn stelling elke Europese
oorlog pakte voor de VS gunstig uit en de geschiedenis bevestigde zijn gelijk. Zoals o.a. met
de Krimoorlog waardoor Russische graanexport naar West-Europa wegviel. Het Midden –
Westen greep de geboden kans en Amerikaans graan veroverde de Europese markt.
Maar daarvoor moesten de Indianen worden opgeruimd en dat ging niet zonder aan de
Engelse betrokkenheid een einde te maken. Wat hem betrof doormiddel van een oorlog.
Maar dat nu ging de bevolking te ver. Als leider van de fractie in het congres die de “War
Hawks” werd genoemd, besefte hij dat er een aansprekend item nodig was om bij de hele
(kust)bevolking de oorlogszucht tegen Engeland aan te wakkeren. Die kans bood hem niet
het binnenland maar de zee.
Het pressen van Amerikaanse zeelui was die uitgelezen kans. De Chesapeake affaire in 1807
waarin HMS Leopard het USA-fregat de Chesapeake bij het uitvaren uit Norfolk onverhoeds
trakteerde op een volle laag omdat enkele deserteurs van de Leopard – Amerikanen nota
bene – daarop hadden aangemonsterd, maakte de bevolking woedend. Die woede wist
president Thomas Jefferson nog te beteugelen door een embargo in te stellen. Een embargo
dat de Amerikanen meer schade berokkende dan de Engelsen. Het embargo nam de woede
dan ook niet weg en toen de Royal Navy onverminderd doorging met pressen en sarren,
werd een kookpunt bereikt.
James Madison volgde Thomas Jefferson in 1808 op en hij werd in 1812 herkozen. Maar
toen verwierven vertegenwoordigers uit het Zuiden en het Midden een meerderheid in het
Congres. Jonge heethoofden uit het binnenland, die als schip alleen een keelboat kenden,
vonden dat de Amerikanen zich op zee niet langer moesten laten vernederen. Zij lieten dat
luidkeels merken en zij kregen de president en het Congres mee. Een tweede vrijheidsoorlog
moest aan die vernedering een einde aan maken en wel met de leuze: “Free Trade and
Sailor’s Wrights.” Een oorlog die voor de Britten en ook voor veel Amerikanen, onverwachts
werd verklaard en waarop noch de marine noch het leger van de VS was voorbereid.
Deze “spontane” Vrijheidsoorlog begon met een deceptie. Canada veroveren zou een walk
over zijn. Er werd aangenomen dat de bevolking zou staan te juichen. Dat de Amerikanen
overal van harte welkom zijn, is trouwens tot op de dag van vandaag nog steeds een
Amerikaanse illusie. Het Franse deel van de bevolking was goed katholiek en moest niets
hebben van die protestanten. Veel Engelse Canadezen waren loyalisten die de Kroon trouw
waren gebleven en die de VS ontvlucht waren waarbij ze have en goed hadden verspeeld. Ze
moesten niets van die Amerikanen hebben. Het kleine leger bestond uit Schotten. Echte
vechtjassen die alleen Gaelic spraken en de lokkende leuzen van de Amerikanen niet
verstonden. Ze waren daar ook doelbewust op geselecteerd.
De Amerikanen werden door die heftige tegenstand compleet verrast en leden nederlaag op
nederlaag. Ze werden teruggedreven en bleken niet in staat te zijn om ook maar een meter
grond te veroveren. Pas in 1814 boekten zij hun eerste echte triomf toen zij bij Lake
Champlain in de VS de Engelsen wisten tegen te houden.
Op zee was het de Royal Navy die een onaangename verrassing te wachten stond.
Amerikaanse marineofficieren mochten aan land misschien slecht gemanierd zijn, op zee
waren ze uitermate bekwaam. De enkele keren dat een Engels fregat een duel uitvocht,
overtroefde zijn Amerikaanse tegenstander hem in zeilvaardigheid en vuurkracht. Met een
Amerikaans oorlogsschip een duel uitvechten was andere koek dan een vluchtend Frans of
Spaans oorlogsschip achtervolgen waarop een ongeoefende bemanning voer.
Jaren later werd erin Engeland een handboek uitgegeven waaruit officieren konden leren
welke tactische manoeuvres in een zeegevecht mogelijk waren. Maar toen was de Royal
Navy al bezig over te gaan op de stoomvaart met een totaal andere tactiek.
De Royal Navy leed zo enkele smadelijke nederlagen. Die duels waren van geen belang voor
het verloop van de oorlog. Maar de uitwerking ervan op de Engelse bevolking was groot. De
Royal Navy was immers de trots der natie. Het psychologisch effect was derhalve groot en
dat maakte een succesvolle reactie noodzakelijk. Dat werd een blokkade van de havens
waarvoor veel schepen nodig waren.
Een andere onaangename verrassing was dat de Amerikaanse koopvaardij helemaal geen
gemakkelijke prooi was. Die prooi bleek de Engelse koopvaardij te zijn! Verscheidene
Amerikaanse koopvaardijschepen werden snel getransformeerd in goed bewapende
kaperschepen die de Engelse konvooien aanvielen. Niet alleen op de Atlantische Oceaan,
maar ook in de Ierse zee en in de Golf van Biskaje. Deze konvooien waren groot van omvang
en konden onvoldoende door de Royal Navy beschermd worden tegen deze drieste en
zeilvaardige kapers. Naar schatting maakten zij in anderhalf jaar maar liefst 1350 Engelse
koopvaardijschepen buit! Daarnaast gingen de verzekeringspremies flink omhoog waardoor
voedings- en genotmiddelen in Engeland een stuk duurder werden. Terwijl de bevolking toch
al gebukt ging onder de oorlog met Napoleon.
Wat de Royal Navy daarbij enorm stak, was dat er op die kaperschepen nogal wat Engelse
zeelui zaten. Die zeer vechtlustig waren in het besef dat ze werden opgehangen als ze
gevangengenomen werden. Onder die overlopers zaten o.a. zeelui die overkwamen van
koopvaardijschepen die door een kaper genomen waren! Voor iedere zeeman die overliep,
ontving een kaper $100 dollar van de Amerikaanse regering. Die wilde zo het gebrek aan
zeelui bij de Engelsen vergroten. Voor overlopen hoefden ze niet geprest te worden, velen
deden het maar al te graag.
Daardoor deed zich de merkwaardige situatie voor, dat bij een treffen tussen een
oorlogsschip van de Royal Navy en een Amerikaans kaperschip, de situatie denkbaar was
waarbij Amerikanen gedwongen voor de Engelsen vochten en Engelsen vrijwillig voor de VS!
Want de Royal Navy had bij het uitbreken van de oorlog haar Amerikaanse zeelui niet
geïnterneerd, maar ze aan boord gehouden. Wie bezwaar maakte, wachtte en gruwelijke
bestraffing en op desertie stond de doodstraf.
Pas in de loop van 1813 kreeg de Royal Navy door die blokkade greep op de kaapvaart.
Daarvoor werd een flinke vloot gestationeerd in Halifax. Het binnen brengen van een
gekaapt schip werd moeilijk, zo niet onmogelijk. Het antwoord was, dat de kapers van een
Engelse kapitein een schuldbewijs eisten, die zij later bij een bank incasseerden. Tot de
Engelsen ook daar een einde aan maakten door zulke transacties te verbieden.
Deze blokkade was voor admiraal sir Alexander Cochrane in Halifax niet voldoende en hij
gelastte in 1813 dat zijn schepen ook terreur aanvallen moesten uitvoeren. Dat hield een
bliksemactie in waarbij een landingsploeg brandschatte, vee afslachtte etc. Frederick
Marryat, later een bekend auteur, beschrijft hoe hij als marineofficier met zijn schip de kust
afstroopte. Na enkele landingen was meer dan een kwart van de bemanning gedeserteerd.
Het schip was niet meer gevechtswaardig en moest terug keren naar Halifax.
Deze oorlog is een oorlog van ongerijmdheden. De Royal Navy blokkeerde de havens, zodat
im- en export bijna onmogelijk werd, maar ze liet Amerikaanse schepen ongemoeid die het
Engelse expeditieleger onder Arthur Wellesley, hertog van Wellington in Spanje
bevoorraadden. Zonder die bevoorrading had Wellington in het dorre en verwoeste Spanje
waar zijn soldaten zich ook nog schuldig maakten aan plunderingen – wij hebben het uitschot
der aarde als gewone soldaten in ons leger zo schreef hij – nooit succesvol kunnen opereren.
Hoe belangrijk die bevoorrading was, bleek wel uit het feit dat de Yankees geen
schuldbewijzen ontvingen maar met goud betaald werden.
Het was hulp aan de vijand, maar die was nog acceptabel. Maar wat wel woedende
protesten van andere staten uitlokte, was dat de Yankees ook de Engelse blokkade vloot
bevoorraadde! Halifax was weliswaar een uitstekende haven, maar het achterland kon niet
voldoende levensmiddelen leveren. Dus deden de Yankees uit New England dat!
Ook de uitvoer van katoen ging door. De Engelse textielbaronnen uit Manchester hadden
bedongen, dat hun fabrieken draaiende bleven en dat kon alleen door aanvoer van
Amerikaans katoen toe te staan. Tegen deze handel met de vijand maakten de Zuiderlingen
op hun beurt weer geen bezwaar.
In 1813 was het de regering in Washington al duidelijk dat die onbezonnen oorlog op een
smadelijke nederlaag zou uitlopen. Als de oorlog veel langer zou duren zouden VS niet
veroverd worden, maar waarschijnlijk uiteenvallen. In New England werd al gesproken over
het sluiten van een afzonderlijke vrede met de Engelsen. Albert Gallatin, de minister van
financiën gaf aan dat bij nog veel langer duren van de oorlog de VS onherroepelijk failliet
zouden gaan. Vrede, zo snel mogelijk, was geboden, maar niet tegen elke prijs. Dus moest
verhuld blijven hoe erg de VS eraan toe waren. Rechtstreeks contact zoeken zou uiteraard
uitgelegd worden als een teken van zwakte en dat zou een funeste start zijn.
Hoe die vredesonderhandelingen verliepen, is bijna net zo ongerijmd als de oorlog. Het was
namelijk Rusland en dan tsaar Alexander I persoonlijk die de VS te hulp schoot! Hij redde zo
de VS misschien wel van de ondergang. De Amerikaanse ambassadeur in Sint-Petersburg
was sinds 1809 John Quincy Adams, de zeer intelligente zoon van president John Adams die
bevriend was geraakt met de minister van Buitenlandse Zaken graaf Romanzoff. John
Quincy beseft maar al te goed hoe ernstig de situatie was en vroeg informeel aan Romanzoff
of de tsaar bereid zou zijn om te proberen beide landen aan de onderhandelingstafel te
krijgen. Romanzoff zegde toe dat hij dit bij de tsaar zou aankaarten.

John Quincy Adams bracht Washington op de hoogte van zijn initiatief en dat was voor
president James Madison al voldoende om heel voorbarig een officiële delegatie van twee
man, namelijk Albert Gallatin en een jonge senator uit het Midden Westen James A. Bayard
naar Sint-Petersburg af te vaardigen om dat te bewerkstelligen. Ze kwamen in de herfst aan
en gebruikten de winter voor een zeer geslaagd charmeoffensief. Albert Gallatin was
afkomstig uit de Europese elite en wist hoe je je in de hoogste kringen behoorde te
gedragen. Het lukte hen om op audiëntie bij de tsarina te gaan, want Alexander vocht
ondertussen zijn succesvolle oorlog met Napoleon uit.
De Engelsen die van dat voornemen hadden gehoord, lieten – terwijl het tweetal in Sint-
Petersburg aankwam – de Russische ambassadeur in Londen weten dat zij aan een mediator
geen behoefte hadden. Zij beschouwden deze oorlog als een intern conflict. Bovendien
wilden ze de oorlog voortzetten. Straks als Napoleon was verslagen, zouden zij dat miezerig
mannetje Madison – hij was klein van stuk en sprak aarzelend met zachte stem – eens goed
op zijn nummer zetten. Niet alleen was zo’n afrekening goed voor het gekwetste gevoel, er
waren ook reactionairen die hoopten van de VS weer een kolonie te kunnen maken.
De Grand Armee ging in Rusland smadelijk ten onder en het prestige van tsaar Alexander I
steeg tot grote hoogten. Hij werd als grote overwinnaar gezien en was in Europa en in
Engeland een tijdlang een gevierd man. Hij liet blijken dat het lot van de VS hem ter harte
ging en de Engelsen waren er beducht voor dat hij op het Congres van Wenen waar de
herinrichting van Europa werd uit onderhandeld, ook maritieme zaken aan de orde zou
stellen. Want bij een aantal Europese landen bestond er irritatie over het eigen machtig
optreden van de Engelsen op zee.
Dus gingen de Engelsen er nu toch maar mee akkoord dat er over beëindiging van de oorlog
met de VS onderhandeld zou worden. Maar dan wel afzonderlijk, dus niet in Wenen en dat
werd het nabije Gent. De bestuurlijk topfiguren met aanhang zaten in Wenen en de
delegatie werd samengesteld uit derderangsfiguren. Dat vernietigende oordeel is van de
Engelsen zelf. Leider werd lord James Gambier, een admiraal die amper op zee was geweest
en die niet serieus werd genomen. Voorts Henry Goulburn, onder minister op Koloniën,
wiens naam eerst in de missieven uit Londen zelfs nog verkeerd werd gespeld en dat zegt al
genoeg. Voorts ter ondersteuning nog enkele lagere departementale ambtenaren.
De delegatie van de VS bestond uit topfiguren. Deze waren John Quincy Adams die
delegatieleider werd. Inhoudelijk sterk, maar geen echte diplomaat. Dat was wel Albert
Gallatin en die speelde dan ook in de onderhandelingen de hoofdrol. Voorts James A. Bayard
die bruikbaar was, maar leed aan heimwee. Ze reisden door een winterse Europa naar Gent
gingen. Een barre tocht. Albert Gallatin maakte een omweg via Londen om daar contacten
te leggen en achtergrondinformatie in te winnen! Dat lukte wonderwel. Hij dineerde zelfs
met een aantal Kamerleden. Hij werd er gewaar dat het gewone volk niet zozeer concrete
zaken zoals gebiedsuitbreiding, herstelbetalingen enz. eisten, maar vonden dat de

Amerikanen gestraft moesten worden voor die oorlog. Deze oorlog werd beschouwd als een
dolksteek in de rug terwijl Engeland vocht tegen een Europese tiran.
Voorts werd de delegatie vanuit de VS aangevuld met Henri Clay en John Holmes. Een
garantie dat het binnenland er goed vanaf zou komen. Irreëel, de delegatie had geen enkele
troef achter de hand om ook maar iets af te dwingen. Analisten vonden de VS een land,
intern verdeeld, militair impotent en zo goed als bankroet. Het enige wat ze meehadden was
de sympathie van de Gentenaren, dat maakte het uitgaan plezierig en die van tsaar
Alexander I. En die deed er wel heel veel toe.
Die z.g. zeeoorlog had al een vreemd verloop, maar de vredesonderhandelingen spotten met
elke logica. Ze sleepten zich vanaf de winter 1813 voort tot de winter 1814. De Engelse
delegatie kenmerkte zich door eensgezindheid en wel in onbenulligheid. Londen wou dat
met nauwlettend toezicht opvangen. Juist daarom was Gent als plek uitgekozen. Maar dat
toezicht schoot erbij in. Alle aandacht was op Wenen gericht.
Om te illustreren hoe het eraan toeging, er kwam een voorstel voor een bepaald
vredesartikel ter tafel. Daarover wond de admiraal zich op, hij was het er totaal niet mee
eens. Maar halverwege zijn woede-uitbarsting drong tot hem door dat hij enige tijd geleden
dat voorstel zelf had ingediend!
Van eenheid bij de Amerikanen was geen sprake. Een paar leden konden elkaar niet luchten
of zien. Er werd veel op elkaar gescholden en soms was het bijna slaande ruzie. Regelmatig
beende een woedend delegatielid door Gent om af te koelen. Om vervolgens aan tafel weer
verder ruzie te trappen.
De onderhandelingen sleepten zich voort en zo verstreek de tijd. En juist die traagheid
werkte positief uit. Want met het verstrijken van de tijd nam de druk op beide landen toe
om vrede te willen sluiten. De Engelsen moesten in Wenen op hun hoede zijn, want ze
waren noch bij hun voormalige vijand noch bij hun bondgenoten erg geliefd. Ze moesten
goed bij de les zijn en dat gedoe met die Amerikanen konden ze er niet bij hebben. Die lui in
Gent moesten daar maar zelf de zaken afhandelen, zo problematisch was dat niet.
Er werd nog wel even over gedacht om Wellington in te schakelen. Die kon beter dan die
delegatie een einde aan de oorlog maken. Met daden uiteraard. Hij werd gepolst om de
oorlog op zich te nemen door o.a. een invasie in de VS te leiden. Dat had hij immers zo goed
in Spanje gedaan. Hij weigerde, hij hield wel van een feestje en Wenen bood hem die
genoegens. Maar hij motiveerde zijn weigering en die was steekhoudend. De VS kon best
verslagen worden, maar een invasie en bezetting van de VS ging de kracht van Engeland te
boven. De VS waren een te groot land voor een permanent bezettingsleger en de Atlantische
Oceaan te uitgestrekt voor een goede bevoorrading. Zijn weigering was een koude douche
voor de reactionaire dromers.
Voorts was de Engelse bevolking oorlogsmoe. Moeheid voel je pas goed als de strijd
gestreden is. Napoleon was verslagen, maar de ontberingen bleven. Daar trok de elite zich
weinig van aan, maar toen werd geopperd om een vermogensbelasting te heffen, om de
enorme staatschuld terug te brengen, toen werd het even anders.
Binnen de Amerikaanse delegatie waren de meningen sterk verdeeld. Henri Clay vond dat de
oorlog best nog wel enkele jaren gerekt kon worden. De Amerikanen zouden in de toekomst
zeker een paar overwinningen behalen. Dat verzet was een reactie op een concept
vredesartikel waarin de Engelsen stelden dat bij het vaststellen van de grenzen ook die van
de Indiaanse naties gegarandeerd moesten worden. Dat sloot verdere binnenlandse
expansie uit en daarvoor was die oorlog begonnen. Hij was daar fel op tegen en kreeg
gedaan dat een vrijblijvende redactie overeengekomen werd waarin stond dat de Indianen
zouden worden hersteld in hun rechten van voor 1811. Met zo’n formulering wist Henri Clay
wel raad. Wilden, zoals hij Indianen betitelde, hebben in de VS geen rechten. En daarover
waren de meeste Amerikanen met hem eens.
De Engelsen wilden op de lange duur een einde maken aan de slavernij. Dat kon door de
overzeese handel in slaven van welk land dan ook te verbieden. Want op de suikerplantages
met zijn vele ongelukken lag het sterftecijfer hoger dan het geboortecijfer. John Quincy
Adams was antislavernij en kon er wel mee instemmen. Er werd echter een artikel
geformuleerd waarin stond dat beide landen dat nastreefden en dat impliceerde dat
Amerikaanse schepen niet door de Royal Navy aangehouden zouden worden om te
onderzoeken of ze slaven uit Afrika haalden.
Albert Gallatin was met zijn diplomatiek optreden en beschaafde omgangsvormen nog in
staat om enige samenhang in dat groepje querulanten te brengen en voorts de Engelsen
voor zich in te nemen zodat die aan de onderhandelingstafel bleven zitten. Maar aan zijn
engelengeduld kwam eens een einde. Barings informeerde hem – deze Engelse bank stond
sympathiek tegenover de Amerikanen – dat een faillissement van de VS op korte termijn
onontkoombaar was. Er moest doorgepakt worden.
Nu was het zijn beurt om razend op zijn delegatieleden te worden en die waren zo
overdonderd dat zij hun bezwaren inslikten. Dit was – zo begreep eenieder – het uiterste
moment waarop nog een gunstig, überhaupt nog een vredesakkoord getekend kon worden.
En dat gebeurde op Eerste Kerstdag 1814. In bij wijze van spreken een onderonsje, want
noch Londen noch Washington was over de overeengekomen tekst vooraf geconsulteerd.
Het vredesverdrag bevestigde de status quo. John Quincy Adams bagatelliseerde het
vredesverdrag door vast te stellen dat de overeenkomst meer van een wapenstilstand had
dan van een echte vrede. Er waren er in beide landen figuren die dat ook vonden. In de jaren
daarna ging een oorlog enkele keren op het nippertje niet door. Beide landen hielden elkaar
o.a. door spionage goed in de gaten. Maar de beide economieën raakten meer en meer met
elkaar verweven en het was vooral de katoen die voor vrede zorgde. Beide landen waren er
te veel afhankelijk van.
Het pressen werd in het vredesverdrag niet aan banden gelegd. De Engelsen wilden dat
beslist! Het was trouwens totaal overbodig geworden. De Royal Navy had pressen niet meer
nodig. Nu Napoleon verslagen was, werd de vloot ingekrompen. Maar misschien wilden de
Engelsen het handhaven omdat de Amerikanen zich er zo over hadden opgewonden en
daarin nu niet gelijk kregen. Maar de Amerikaanse delegatie vond het wel best, in de VS was
het geen item meer. De opluchting over het bereiken van deze vrede op het nippertje was in
Washington zo groot dat het Congres al instemde met het vredesverdrag zonder het eerst
gelezen te hebben!
De Engelsen hadden toen Napoleon op Elba zat, besloten om toch maar een expeditieleger
naar de VS te sturen. Gezien de eindfase waarin de onderhandelingen zaten een
onbegrijpelijk besluit. Kwade tongen beweerden dat er niet zozeer strategische
overwegingen achter zaten, maar meer de opzet om een flink deel van die onhandelbare
veteranen van Wellington die voor veel overlast zouden zorgen en geld gingen kosten, op die
manier kwijt te raken. Het was eigenlijk een verbanning zoals misdadigers naar Australië
werden gestuurd.
Het expeditieleger landde bij New Orleans een ongunstige plek om slag te leveren. Dat de
vrede was getekend wisten beide partijen nog niet. Door arrogantie en slechte leiding leden
de Engelsen een smadelijke nederlaag. Met als effect dat door die overwinning in vredestijd
de Amerikanen een voostelling van zaken konden creëren waarbij zij die oorlog met succes
gevoerd hadden.
De werkelijkheid verdraaien en overdrijven dat is de Amerikanen wel toevertrouwd. Ze
zetten met de jaren een beeld neer waarin een moeizame overlevingsstrijd, werd
herschapen in een glorieus verlopen oorlog. Vervolgens gingen ze er al snel zelf in geloven
en zagen zij zich als een grote mogendheid die het machtige Albion had weerstaan. Zij
permitteerden het zich om in de loop der jaren steeds nadrukkelijker de Amerikaanse
belangen na te streven met geld, bedreigingen en oorlogen. Navrant dat een Eerste Kerstdag
die toch in het teken staat van “vrede op aarde” het startpunt werd van het Amerikaanse
imperialisme.
Leeuwarden 2022
.