Skip to content
Home » Artikelen » Een stormachtige bestseller

Een stormachtige bestseller

Boeiende verhalen over de Noordzee en de Zeedijk                                                                                          

Voor autobiografieën bestond tot voor kort in ons land geen belangstelling. Terwijl in
maritieme verhalen slechts een beperkt publiek geïnteresseerd is. Een boek dat beide genres
combineert, is dus geheid onverkoopbaar. Maar er zijn altijd uitzonderingen op de regel. Zo’n
uitzondering was het boek met de titel: Vliegende Storm.
De schrijver was Klaas Toxopeus, schipper van de reddingboot Insulinde die te Oostmahorn
in het noordoosten van Friesland gestationeerd lag. Zijn herinneringen aan diverse
spectaculaire reddingen, die hij en zijn broer Mees verricht hadden, sloegen aan bij het
publiek. Het boek kwam september 1952 uit en binnen drie maanden beleefde het al zijn
derde druk. Zo vlak na de oorlog bestond er in ons land behoefte aan onversneden heroïek.
Maar dan wel heroïek van vreedzame soort. In die behoefte voorzag dat boek. Klaas en Mees
waren onverschrokken helden die de elementen trotseerde om anderen te redden. Zonder last
te hebben van trauma’s waar helden van nu vaak door geplaagd worden. Het Vaderland, een
deftige oerconservatief liberaal dagblad uitgegeven in Den Haag, met een ingetogen stijl is
opgetogen. De bespreking is een ware lofzang. Uiteraard op de redders maar indirect ook op
de Nederlander.

Reddingsboot Insulinde; Marion Golsteijn, CC BY-SA 3.0 https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0, via Wikimedia Commons


“Nederland heeft in het werk van de Toxopeussen en van al die stoere verbeten vechters tegen
de golven een brok eigen karakter herkend. Van mannen met juttersbloed in hun lijf, sterker
dan de grondzeeën. (-) Een boek even ruig en fors als de branding (-) een brok spanning dat
vooral boeit door zijn onopgesmukte natuurlijkheid.” Achteraf is het heel goed te verklaren,
dat een boek als Vliegende Storm op het juiste moment verscheen. Dit boek was balsem voor
de gekwetste eigendunk die de Nederlanders aan de oorlog hadden overgehouden.
Zoals zo vaak was dit succes niet het resultaat van uitgekiende marketing, maar stomweg het
gevolg van een toevalstreffer. Vliegende Storm verscheen niet bij een gerenommeerde
uitgeverij, de uitgave was een noodsprong van een kleine nieuwkomer. Die nieuwkomer was
Joop Uitman, die in 1947 met ruzie bij Vrij Nederland opstapte en onder de weidse naam van
het Wereldvenster met een eigen uitgeverijtje begon. Hij wou graag een gerenommeerd
literair fonds op bouwen, maar die literatuur hield zijn uitgeverijtje amper in leven. In 1951
toerde hij samen met Bert Bakker, die ook bij VN was weggegaan en met een eigen
uitgeverijtje was gestart, in een auto (zij reden samen om de kosten te drukken) naar het
Noorden. De bedoeling was om daar hun boeken te slijten. In Steenwijk, een legerplaats,
ontbrak elke belangstelling voor literatuur. Als militairen al iets lezen, is het beslist geen
literatuur. Zij zagen geen kans om ook maar een enkel boek kwijt te raken.
Zij besloten toen hun heil in Friesland te zoeken. In Sneek bleek zo waar een boekhandelaar
enthousiast te zijn over een boek uit het fonds van Bert Bakker. Een boek wat eigenlijk niet in
zijn fonds thuishoorde zo vond hij. Bert Bakker was geboren in Leeuwarden en zijn ouders
bezaten o.a. daar een bekende kledingzaak. In Amsterdam had hij in het verzet gezeten, zodat
Bert Bakker en politiecommissaris Hendrik Voordewind elkaar misschien kenden of anders
van elkaars bestaan afwisten.
Voordewind kwam namelijk ook uit Leeuwarder en hij was in de oorlog als
wachtcommandant van het bureau Warmoesstraat betrokken geweest bij het verzet. Hij was
gevraagd als hoofdcommissaris, maar had geweigerd. Vervolgens werd er een ander benoemd
en met die kon hij absoluut niet opschieten. Een reden voor hem om vroegtijdig op te stappen
en zo moest hij het doen met de helft van zijn pensioen. Dat was met opgroeiende kinderen
geen vetpot.

Binnen de politiecorpsen was vlak na de oorlog veel spanning en wel tussen hen die
gecollaboreerd hadden en zij die dat niet wilden en waren vertrokken, zoals een oom van mij.
Die was rechercheur bij de politie in Den Haag en moest vanwege zijn verzetsactiviteiten
onderduiken in Friesland waar hij ook vandaan kwam. Hij werd bij terugkeer door collega’s
die gecollaboreerd hadden maar toch mochten aanblijven, zo genegeerd dat hij vertrok. Hij
emigreerde met zijn gezin naar de VS en werd daar in Oregon een welgestelde boer.
Voordewind, mijn oom en vele andere mannen uit het verzet moesten dat bezuren. Er
ontstond in de ambtelijke wereld een opvatting dat die oud – verzetsstrijders eigenlijk
onbesuisde figuren waren geweest. Anders was je niet in het verzet gegaan. Het kwam je cv
niet ten goede.
Hendrik Voordewind ging na zijn vertrek uit economische noodzaak schrijven. Hij was er niet
trots op, want schrijven deed je hoogstens aan een proces verbaal. Maar het was een
mogelijkheid om zo zijn magere uitkering aan te vullen. In zo’n situatie is het prettig om een
uitgever te benaderen die je vertrouwd is. De familie – achtergrond speelt in Friesland een
belangrijke rol. Als Friezen “om utens” elkaar ergens tegenkomen dan wordt algauw
gevraagd: “Waar bist do ien fan.” Wordt zo’n familie herkend, dan kun je op hulp in welke
vorm dan ook rekenen. Maar o wee als in het verleden iets tussen beide families was
voorgevallen. Maar dat even terzijde. Dus zocht hij met zijn manuscript Bert Bakker op.
Bert Bakker had zich voorgenomen literatuur uit te geven. En daar paste Voordewind niet in.
Nou ja, hij is wel een Fries en Friezen zijn goede verhalenvertellers. Ze kunnen daarbij
rekenen op een aandachtig publiek. Een Fries publiek, dat wel. Na enig wikken en wegen
besloot hij dan toch tegen zijn opvatting over het fonds dat hij voor ogen had, zijn manuscript
uit te geven. Een Fries die vertelt van zijn belevenissen in Amsterdam en dan nog wel in
donker Amsterdam. Dat zouden de Friezen misschien wel graag willen lezen, zo dacht. Met
als voordeel dat ze elders in literair Nederland daar onwetend van bleven. Zo veronderstel ik
dat het ongeveer gegaan is.
Al snel bleek, dat niet alleen de Friezen dat boek met rode oortjes lazen. Dat deed geheel
Nederland. Bert Bakker had onbewust een bestsellerauteur in huis gehaald. Van zijn “De
Commissaris vertelt” verschenen in 1949 – 1951 zeven drukken wat neerkwam op ruim dertig
duizend exemplaren! Gelukkig was de commissaris nog lang niet uitverteld en van zijn “De
Commissaris vertelt verder” werd in 1950 al vijf keer – of te wel ruim vierentwintig duizend
boeken – herdrukt. Dat lukt nu nooit meer zonder grote landelijke reclame – acties.
Later gaf Bert Bakker ze uit als pockets in zijn Ooievaar reeks. In totaal zijn van de zes
boeken die Hendrik Voordewind schreef 600.000 exemplaren verkocht!
Waar hij veel liever over schreef was over zeilen. In het jaarboek van de Leeuwarder
Watersportvereniging staan enkele verhalen van hem die graag gelezen werden. Maar voor
zijn boek “Voor de wind – Een schipperszoon vertelt” dat in 1951 verscheen, was er landelijk
geen belangstelling. Een herdruk verscheen pas in 2012. Rijkelijk laat, zo laat dat toen al zijn
bestsellers allang vergeten waren.

De commisaris vertelt; Nationaal Archief, CC0, via Wikimedia Commons


Het ging Bert Bakker dankzij Hendrik nu echt voor de wind en Joop, die die dit succes van
nabij had meebeleefd, kwam tot de conclusie, dat ook zijn literaire uitgeverij best een
soortgelijke bestsellerauteur kon gebruiken. Daarmee kon je een literairfonds boven water
houden. Met die platvloerse constatering was hij er niet. Zo’n auteur moest nog wel gevonden
worden en dat was allesbehalve eenvoudig.
Maar toen kwam het toeval hem te hulp. Zijn vrouw luisterde toevallig naar een uitzending
van de schoolradio en daarin was een zekere Klaas Toxopeus aan het woord, die heel boeiend
vertelde over zijn reddingen met de Insulinde. Afgaande op haar enthousiasme zocht hij
contact. De noordoosthoek van Friesland is geen gebied waar toen veel schrijvers huisden en
uitgevers waren voor de bewoners helemaal een exotische mensensoort, die met het nodige
wantrouwen bejegend behoren te worden. Als uitgever uit Amsterdam zo maar iemand opbelt

en vraagt een boek te schrijven, is een absurd verzoek. Of een slechte grap. Maar Klaas
Toxopeus antwoordde echter doodleuk, dat hij wel iets had liggen. Dat iets was een
manuscript, dat hij al eerder naar twee uitgevers had gestuurd. Zij zagen er niets in en hadden
het per ommegaande geretourneerd.
Klaas moest toch naar Amsterdam om met zijn bemanning bij de Duitse consul een
onderscheiding in ontvangst te nemen. Daarvoor reisden zij – volgens voorschrift van de
reddingmaatschappij – pontificaal opgedoft, naar de hoofdstad. Want een onderscheiding
verdient een nette achtergrond. Die werd hem naast alle andere op de borst gespeld.
Vervolgens ging hij bij Joop Uitman langs. Die was wel gewend aan allerlei
eigenaardigheden, waarmee schrijvers soms behept waren en nam geen aanstoot aan het
optreden van Klaas. Die weigerde zijn jas uit te doen (om zijn medailles niet te tonen), gaf
zonder veel tekst en uitleg zijn manuscript af en eiste – volgens zijn eigen herinnering – dat
Joop Uitman hem de volgende dag moest bellen en zeggen wat hij ervan vond.Joop Uitman
zag wel iets in een uitgave. Maar een goede ghostwriter was echt wel nodig. Klaas bezat
weliswaar aspiraties als schrijver, maar hij had weinig meer dan lagere school en er viel aan
zijn tekst wel wat te verbeteren. Die ghostwriter vond Joop Uitman in Age Scheffer, chef van
de redactie van het Vrije Volk in Amsterdam, een Fries van de waterkant met liefde voor de
zee, die zelf ook zee verhalen schreef. Joop Uitman had zo met deze combinatie zijn
broodnodige bestsellerauteur gecreëerd. Zijn Vliegende Storm werd een stormachtige
bestseller en Klaas Toxopeus werd in een klap een ware volksheld. Dat zou in deze tijd
verstrekkende gevolgen hebben. De media zouden hem met interviews, talkshows enz.
overspoeld hebben. Erger dan welke grondzee. In de vijftiger jaren viel dat nog best mee.
Slechts een enkele journalist reisde af naar deze uithoek van ons land om hem enige woorden
te ontlokken. Sterallures komen in Oostmahorn en de omringende Dongeradelen niet tot bloei.
Daarvoor was het ruige klimaat ongeschikt. Klaas kon zijn leven als schipper onbekommerd
voortzetten.
Uiteraard bleef het niet bij Vliegende Storm, daarna schreef hij o.a. nog Woest Water en
Stormnacht. In totaal werden er in Nederland alleen al meer dan 180.000 van zijn boeken
verkocht en werden zij bovendien nog uitgegeven in de VS, Engeland en Duitsland. Daarmee
was hij een van de bestverkochte maritiem schrijvers van Nederland geworden. Om een
indruk te geven hoe hij schreef, volgt hier een korte passage uit Vliegende Storm: “Plotseling
riep Mees: “Pas op. Daar komt ie!” Een machtige grondzee rees als een berg achter ons op.
De motoren draaiden “zeer langzaam” gang hebben bij voor de zee liggen is zeer gevaarlijk.
De grondzee stak wel vijf meter boven ons uit. Een dreigend en onheilspellend gezicht, die
tonnen water in het donker op je af te zien komen. Nog hoger klom de zee toen hij ons
achterschip naderde, als een tijger, die zijn prooi bespringt. En toen was het zover.” Het liep
goed af en veilig aan de wal ging Klaas in 1964 met pensioen. De toenmalige KNZHRM, zijn
werkgever, gaf hem als afscheidscadeau nog het stuurwiel van de Insulinde mee. Het was
inmiddels een tijd geworden van tv kijken, vakantievluchten en protestbewegingen. Branding
en grondzeeën konden het grote publiek niet langer boeien. In 1981 overleed Klaas Toxopeus.
Nu vijftig jaar later is hij als schrijver totaal in de vergetelheid geraakt. Onverdiend zo vind
ik. In geen enkel literair naslagwerk wordt hij genoemd. Het Scheepvaartmuseum in
Amsterdam heeft de Insulinde vele jaren geleden, als varend monument gekocht. Zij ligt daar,
afgemeerd aan een steiger en elke herinnering aan haar schippers van weleer ontbreekt. Daar,
juist daar is die vergetelheid pas echt schrijnend.

Leeuwarden 2022