Skip to content
Home » Artikelen » Sammy Glick

Sammy Glick

Overpeinzingen van een bejaarde                                                                                            

In begin jaren zestig volgde ik uit belangstelling het vak culturele antropologie. Daar heb ik nooit spijt van gehad, want het verschafte mij inzicht in het primitieve gedrag van bestuurders en politici op de apenrots.  Maar weinigen deden toen nog culturele antropologie als hoofdvak. Immers primitieve volkeren waren er bijna niet meer en onder invloed van de moderne communicatie namen zij razendsnel onze levensstijl over. Niemand voorzag dat voor dit vak een nieuw onderzoekveld lag in de achterstandswijken in de grote steden.

Maar wij “bezaten” in die jaren een achterstand eiland, namelijk Nieuw-Guinea waar Papoea’s als studieobjecten rondliepen. Zelfs voor buitenlandse antropologen was het een boeiend eiland. Zoals voor Michael Rockefeller een telg uit een steenrijke Amerikaans geslacht, die het zich kon veroorloven om in 1961 een expeditie uit te rusten. Met een noodlottige afloop. Want toen hij voor spannend filmmateriaal twee stammen tegen elkaar ophitste, werd hij vermoord en opgegeten.  Die gebeurtenis moest natuurlijk voor de buitenwereld verborgen blijven. Het was immers een blamage voor het Nederlandse gezag. Wat hielp om de afloop te verhullen, was dat men hem met huid en haar had verorberd, want er werd niets meer van hem teruggevonden. Op gegeten worden was onder de Maori’s de meest ultieme vernedering, waar een hele stam onder gebukt ging en met een soortgelijke maaltijd gewroken moest worden. Ook de Rockefellers voelden zich vernederd en hebben nog naspeuringen gedaan naar wat er gebeurd was.

Hierover zwijgen was wel zo gepast geweest maar ik zat ik eens met een stel Engelsen aan een luxueus diner. Het tafelgesprek verliep stroef en dan doe je geen zaken. Toen het over exquise gerechten ging, vertelde ik over een Rockefeller die op het menu van Papoea’s had gestaan. Dat was nog eens een “expensive meal” geweest, zo sloot ik af. De Engelsen moesten er om lachen, het waren ook geen antropologen maar ondernemers die hun concurrenten wel rauw lusten. Daarna ontstond er een ontspannen sfeer.

Die moordpartij gebeurde aan de kust. Waar de Papoea’s toch al een generatie bloot stonden aan bekeringsdrang van zendelingen en missionarissen en aan de beschavingsdrang van bestuursambtenaren. Blijkbaar was dat niet meer dan een flinterdun laagje en zat daaronder nog steeds de kannibaal van weleer. Die modderige kust was minder aantrekkelijk voor onderzoek dan de Baliem vallei. In het hooggebergte waren toen pas enkele stammen ontdekt die leefden in het stenen tijdperk en dat trok de aandacht.

De Baliem man was vooral een krijger die uitgedost met een peniskoker en met een stenen bijl mannen van een andere stam periodiek naar het leven stond. De aanleiding was een begane onbenulligheid van generaties geleden. Ze waren goed in staat om aangedane beledigingen door de tijd levend te houden. Maar eigenlijk was het niet meer dan een smoes om aan het koppensnellen te gaan. Dat was een echte mannelijk bezigheid en mannelijkheid werd hogelijk gewaardeerd. Vandaar ook die peniskoker om die te accentueren.

Paul from Working and living in Jayapura (Papua Province) and Jakarta, Indonesia, CC BY 2.0 https://creativecommons.org/licenses/by/2.0, via Wikimedia Commons

Wie zich wou laten bekeren moest afstand doen van dat gedrag. Het ging nu om naastenliefde en hij kreeg van de zendelingen en missionarissen al snel enkele kledingstukken uitgereikt om zijn mannelijkheid te bedekken.  Zo passend gekleed kon hij ter kerke gaan en zelfs een bestuursambtenaar op zijn kantoor assisteren want met een peniskoker kon je niet achter een bureau zitten. De heidense valleibewoners beschouwden hem als een doetje en alleen het gezag van kerk en bestuur zorgde ervoor dat hij niet zijn hoofd verloor.

Wat zo’n cultuurschok voor gevolgen had, daarover bestond in de tijd dat ik college liep, onder antropologen verschil van mening. De ene partij was ervan overtuigd dat binnen twintig jaar de Papoea totaal veranderd zou zijn. Die scheurde dan op een brommer door de vallei, dronk coca cola, kauwde kauwgom en keek naar films van Doris Day en Randolph Scott.  Nu alweer prehistorische helden van het witte doek. 

De andere groep die o.a. Michael Rockefeller als voorbeeld gebruikte, vond dat het veranderingsproces minstens twee generaties vergde en dat de Papoea die op de brommer rondscheurde nog stiekem zijn voorouders vereerde en graag een zendeling zou willen oppeuzelen. Die nieuwigheden veranderden hem in wezen niet.

In die begin jaren zestig maakte Staphorst de tongen los. Het was een besloten in zichzelf gekeerd gemeenschap met een eigen dorpscultuur. Een overspelig paar was op een mestkar gezet en vergezeld door een groep joelende dorpelingen door het dorp gereden. Zo werden ze publiekelijk afgestraft voor hun gedrag. Dat was groot nieuws en de media spraken er schande van. Overspel zo bestraffen met een volksgericht, was schandelijk. Maar hun “achterlijkheid” moest wel beperkt blijven tot hun klederdracht. Zo’n rondrit diende achterwege te blijven in een moderne tolerante tijd. 

Uiteraard trok dat volksgericht ook de aandacht van antropologen. Ik herinner mij dat in een college een discussie werd gevoerd of je hiervoor begrip moest tonen omdat het paste in hun cultuur, of dat je dit gedrag moest verwerpen. Dat was dan een discussie in 1960. En nu was volgens het CBS het bezit aan personenauto ‘s in 2020 in Staphorst met 1,5 auto per huishouden het hoogste van Nederland.  Geen mobielere Nederlander dan een Staphorster! Niks geen beslotenheid meer. Terwijl dat voor Amsterdam met 0,4 het laagst was. Begrijpelijk want een echte Amsterdammer heeft buiten de stad niets te zoeken.

Van beslotenheid naar, maximale mobiliteit. Het is voor mij de zoveelste bevestiging dat (technologische) veranderingen de mensheid ingrijpend kunnen beïnvloeden. Soms pakken technische veranderingen zelfs revolutionair uit. Enkele hebben ook mijn persoontje een andere kijk op het wereldgebeuren gegeven. Als puber verzuchtte ik: “Het enige wat in ons land verandert, is het weer.” Dat was toen overdreven, maar dat hoort bij de jeugd. Het was toen voor mij een benauwende samenleving met een saaie regelmaat en met vaste gewoontes. Dr. Jelle Zijlstra, minister en minister-president, kwam altijd om zes uur thuis. Daarop kon zijn vrouw rekenen en de warme maaltijd stond dan dampend op tafel. Ik denk dat onze huidige minister – president Mark Rutte op ongeregelde uren maar wat schnackt.   

In die periode vlak na de Tweede Wereldoorlog leek de samenleving een voortzetting te zijn van die uit de jaren dertig. Vrouwen deden de was op de hand en mannen peddelden in het ochtendkrieken op een fiets naar hun werk. Met een lunchpakket onder de snelbinders.  Als jochie leerde ik op de lagere school nog schrijven met een griffel op een lei. Dat was het leerzame stenen tijdperk. Nu zitten ze achter de Ipad.

Veel jongens en meisjes hadden eerst nog op de bewaarschool gezeten – ouders gaven hun kinderen toen in bewaring en niet in opvang – en werden daar al stevig gedresseerd. Als het onderwijspersoneel toch moest ingrijpen dan gebeurde dat met een corrigerende tik. Die valt nu onder ernstige lichamelijke mishandeling.

Kranten bevatten vooral veel tekst. Je betaalde geen abonnement om plaatjes te zien, zo was de opvatting. Ook de kop van artikel was niet in koeien van letters. Ondernemingen deden het rustig aan en prezen hun waar aan in bescheiden krantenadvertenties met “vooroorlogse kwaliteit.” Een samenleving waaraan je alleen ontsnappen kon, door te gaan varen of te vertrekken naar Parijs of andere zwoele oorden. Aan die samenleving scheen voor een ongedurige puber geen eind te komen.

Maar na de midden jaren vijftig was het met die publiekelijke ingetogenheid gedaan. De samenleving belandde in een transitie. (Om nog een antropologen aanduiding van weleer te gebruiken.) Dat gebeurde onder invloed van groeiende welvaart en een baaierd aan innovaties. De televisie, de pil, autobezit, buitenlandse reizen en dan nog de computer en het internet.  

Ik ben een Bloemist, een liefhebber van de gedichten van Jacques Bloem. Hij bedacht het aforisme: “Elke verandering is een verslechtering ook al is het een verbetering.” Dat bedacht hij in de jaren dertig en was zeker niet op die tijd van toepassing. Maar hij was een aartsluiaard en wilde of kon zijn tijd al niet bijhouden. Zijn aforisme past veel beter op deze tijd waarin veranderingen elkaar in hoog tempo opvolgen en die veel te vaak worden aangeprezen als verbeteringen. Wat ze vaak niet zijn. Bovendien leiden ze maar al te vaak tot verslechtering van het menselijk gedrag. Zoals de verhuftering in onze intermenselijke omgang. In hoeverre kan men aan op wat men dagelijks ziet? Moet je niet terughoudend zijn, zo overpeins ik. Daarbij moet ik als waarschuwing vaak denken aan een anekdote uit de memoires van Paul Rijkens, ooit ceo van Unilever.

In de jaren vlak na de Tweede Wereldoorlog zuchtte Engeland nog onder de gevolgen van die oorlog. Het land was verarmd en verscheidene producten waren nog steeds op de bon. Terwijl Nederland zich al snel herstelde. Dat ontging de Engelsen niet en journalisten staken over naar Nederland om uit te zoeken hoe dat kon. Ze vroegen aan Paul Rijkens, in Engeland een bekend man, om opheldering. Hij gaf die graag, uitvoerig en grondig.

Maar een kritische journalist schreef na terugkomst dat die uitleg van Paul Rijkens met een flinke korrel zout moest nemen. Hij had een veel te florissant beeld van de Nederlandse situatie geschetst. Deze journalist had zelf gezien hoe in Scheveningen een kar met vis door de mensen bestormd werd. Ze waren zo hongerig dat ze de vis rauw verslonden! Hij wist niet dat wij gek op zoute haring zijn. Die eten ze niet in Engeland. Als buitenlander kon je hem dat niet aanrekenen. Maar als tachtig jarige leef ik hier ook in een wereld die mij grotendeels vreemd is geworden.

Ook al zou ik geen vreemdeling zijn, dan nog moet je voor een goed oordeel tijd en afstand in acht nemen. Nu hoef je daar niet zover in te gaan als Zhou Enlai. Deze minister van buitenlandse zaken van China in het tijdperk van Mao werd tijdens het banket na afloop van het bezoek van Richard Nixon in 1972 gevraagd wat hij van de Franse revolutie vond. Zijn antwoord was: het is nu nog te vroeg om daarover een weloverwogen mening te kunnen geven!  Nou ja zo lang – bijna twee eeuwen – hoef je nu ook weer niet je oordeel op te schorten. Trouwens met zijn oordeel over de Chinese revolutie in 1911 en over de communistische machtsgreep stond hij wel snel met zijn oordeel klaar.   

Nixon and Zhou; White House Photographer, Public domain, via Wikimedia Commons

Zo vind ik het beter om hier niet mijn eigen opvatting over menselijk gedrag te verkondigen, maar dat maar eens over te laten aan een drietal personen die ingaan op veranderend gedrag onder invloed van nieuwe technologie en op het veranderende waardeoordeel in de samenleving. 

Eind jaren zestig deed een professor onderzoek naar het gedrag van chauffeurs op onze buitenwegen. Dat waren toen nog smalle tweebaanswegen waarop haastige automobilisten een Deux Chevaux die met pijn en moeite tachtig kilometer haalde, nog wel vlot konden inhalen. Maar dat ging en stuk lastiger met andere snellere auto’s. Als iemand op het nippertje inhaalde en de tegenligger moest zijn snelheid verminderen dan tikte die woedend op zijn voorhoofd.  Onder automobilisten het gebaar van ben je nu helemaal mesjokke, grote idioot enz. De kwalijke taal die hij daarbij uitsloeg, was hoogstens voor een medepassagier hoorbaar. Voorts werd er ook bij een file ingehaald, waar de voordringende chauffeur zich ertussen moest persen. Tot ieders frustratie.

De verklaring van de professor in de sociale psychologie was dat dit agressief gedrag te wijten was aan isolement. De chauffeur bevond zich in een situatie waarin hij alleen, afgeschermd voor de buitenwereld, zat en niemand hem op zijn gedrag kon aanspreken. In een groep en op straat zou hij zich als voetganger nooit zo emotioneel misdragen. Daar heerste sociale controle die je dwingt tot zelfbeheersing. Doet dit niet denken aan de man/vrouw die op zijn kamer achter zijn computer via de sociale media allerlei bedreigingen en scheldpartijen verstuurd?

In de tijd dat Corona speelde, werden colleges alleen nog maar via internet gegeven. Dat werd als een ernstig gemis gezien. Er was geen contact met de docenten en ook de studenten onderling hadden dat niet meer met elkaar. In de media werd dit afgeschilderd als een zorgelijke ontwikkeling, want juist dat onderlinge contact zorgde voor een beter begrijpen van de gedoceerde leerstof en zorgde voor onderlinge vriendschappen tussen de studenten.

Maar wat blijkt? Nu er weer colleges worden gegeven worden docenten geconfronteerd met halflege collegezalen. De eerstejaars die nu tweedejaars zijn, geven er de voorkeur aan zo vertelden twee universitaire docenten mij om niet meer lijfelijk aanwezig te zijn, maar colleges thuis via internet te volgen! Dat zij het persoonlijk contact missen, ervaren zij niet als een gemis. Wat is daarvan het gevolg? Blijkt straks deze nieuwe generatie door internet en corona contact gestoord te zijn? Die weer op zijn voorhoofd tikt als een ander iets doet wat hem niet aanstaat? Verkruimelde een samenleving zo niet nog meer vonden beide docenten.

F. Springer die ooit bestuursambtenaar in de Baliem vallei was, vond vervangend werk in de buitenlandse dienst. Hij is misschien een gepolijste diplomaat geworden, maar in zijn boeken was hij onbarmhartig voor wat hij als diplomaat uitvoerde. Dat schreef hij in zijn romans neer met veel ironie. In zijn “Allemaal gelogen. De herinnering als mooi verhaal” schrijft hij over de Amerikaan Budd Schulberg (1914 – 2009). Budd was de zoon van een succesvolle Hollywoodproducer maar werd zelf bekend als scenarioschrijver, tv-producer en romancier.

Bij ons is hij vooral bekend van zijn novelle “On the Waterfront” en de film die in 1954 verscheen. Het scenario was ook van hem en die leverde Marlon Brando zijn eerste Oscar op.  Maar eerder in 1941 schreef hij al een geruchtmakende novelle “What makes Sammy Run.” De hoofdpersoon uit deze nouvelle is ene Sammy Glick een vent die zijn eigen moeder nog zou verkopen. Hij steelt het scenario van een jonge schrijver die hij vervolgens monddood maakt. Sammy sluit heel berekenend een huwelijk met een vrouw waarvan de vader hem verder kan brengen. Hij laat in zijn carrière een spoor van slachtoffers achter en slaagt er zo in een bekend filmproducer in Hollywood te worden. Budd had bij het schrijven van die novelle vast producers uit Hollywood voor ogen. Hopelijk was zijn vader er niet bij.

Met de auteur walgde het Amerikaanse lezerspubliek van deze Sammy, een door en door verdorven sujet. Zijn novelle was in de VS een succes, werd verfilmd en er werd zelfs een musical van gemaakt. Daarnaast werd hij nog in de loop der jaren een paar malen herdrukt. In 1987 stelde Budd Schulberg – volgens Springer – tot zijn verbijstering vast dat die Sammy voor een generatie jonge lezers een grote held was! Een man die “het gemaakt had” Hij concludeerde toen dat deze schoft een rolmodel was geworden en dat deze bewondering alleen kon in een tijdperk van individualisme, egoïsme en onverschilligheid voor wat je een ander aandoet!

Ik heb van die Sammy’s meegemaakt. Personen die ondanks hun mooie woorden, totaal niet deugden. Rijkelui die gevoelsarm waren. Dat was voor mij toen ik nog jong was een desillusie. Ik dacht toen nog dat je door bekwaamheid de top haalde. Daarbij kwam nog een opmerking van een oude vakbondsbestuurder die zich in mijn geheugen vastzette: “Aan de top en helemaal onderop tref je tuig aan.” Hij, als oude rot, vond dat je een jong broekje die hij wel mocht en nog veel zou meemaken, gebaat was met deze goede raad.

Het is geen 1987 meer maar bijna veertig jaar later. De wereld is er ondertussen niet op vooruit gegaan. Het aantal Sammy’s is ondertussen sterk toegenomen. Alleen succes telt. Aan de top staan oligarchen, politici en media- en sportsterren in de schijnwerpers en ze worden vaak door een groot publiek aanbeden. De “Me Too” beweging haalt sommigen onderuit en nu maar hopen dat dit leidt tot een brede morele kentering.

Leeuwarden 2022