Skip to content
Home » Artikelen » Uitgeroeid

Uitgeroeid

Naar de galeien sturen, een bizarre straf

Nederland wordt er niet veiliger op en de overheid waarschuwt ons voor allerlei gevaren die ons bedreigen. Inbraak, computer oplichting en overvallen om maar enkele te noemen. Sommige Nederlanders vinden dat hiermee de overheid er blijk van geeft niet langer de veiligheid in onze samenleving te kunnen garanderen. Vanouds toch een essentiële taak van de overheid. Sommige criticasters vinden dat de straffen te licht zijn en dat daar onvoldoende afschrikwekkende uitwerking vanuit gaat. Misschien denken ze aan vroeger toen Nederland veel veiliger was. De keerzijde was wel dat ons strafstelsel toen onmenselijk was en er sprake was van klasse justitie.    

Het was in die “goede oude tijd” brandmerken, geselen en radbraken waarbij de eerste twee vaak nog aangevuld werden met verbanning. Ook opsluiten gebeurde waarbij de gestraften in de gevangenis werden afgebeuld met werkzaamheden waarvoor in de samenleving weinig animo was. Zo mochten vrouwen in het spinhuis spinnen tot hun vingers ontveld raakten en mannen in het rasphuis verfhout raspen voor de verfbereiding.

Alsof dat scala aan gruwelijke straffen nog niet genoeg was, werd daarnaast in de zestiende eeuw tijdelijk een bizarre straf opgelegd namelijk een veroordeling tot de galeien, een type oorlogsschip dat in Nederland niet voorkwam. Wij zetten op de binnenwateren en onze zeearmen hoogstens schepen in die niet meer dan vergrote roeiboten waren. Echte galeien met een lengte van meer dan vijftig meter waren vanaf de Griekse en Romeinse tijd de oorlogsschepen die de Middellandse zee beheersten.

Deze vreemde straf werd alleen gedurende de Spaanse overheersing opgelegd. Keizer Karel V bestreed op de Middellandse zee de oprukkende Turken en bouwde daarvoor een grote vloot van galeien. De geldelijke middelen kwamen uit het pas veroverde Mexico en Peru. De financiering was geen probleem, maar dat was wel het verkrijgen van voldoende roeiers. Voor een galei waren bijna 300 roeiers nodig en niemand piekerde erover om zich daarvoor vrijwillig aan te melden. Zo werden zijn galeien bemand met krijgsgevangenen die op de Balkan in gevechten tegen de Turken werden gemaakt, voorts met slaven van de slavenmarkt van Malta (vooral gevangengenomen Barbarijse piraten en bewoners uit Noord-Afrika) en gestraften uit eigen rijk. Dus spoorde hij justitie aan om zoveel mogelijke overtreders van de wet tot de galeien te veroordelen. Dat kon in die tijd want van een onafhankelijke rechtspraak was geen sprake.

Aan die opdracht werd slaafs voldaan en zo werden ook Nederlanders bij een klein vergrijp al tot de galeien veroordeeld. In hoeverre zijn opvolger Philips II daar nog mee doorging, is onduidelijk. In tegenstelling tot wat in Frankrijk gebeurde, werden die “galeiboeven” stilletjes afgevoerd. Hoeveel landgenoten ongewild betrokken zijn geweest bij zeegevechten op de Middellandse zee tegen de Saracenen en tegen de Turken is niet bekend. Met als roemrijk wapenfeit de deelname aan de grote zeeslag bij Lepanto op 7 oktober 1571. Bepalend voor het lot van Europa.

Slag van Lepanto 1571; Unidentified painter, Public domain, via Wikimedia Commons

Wij in Nederland realiseren ons niet hoe belangrijk die zeeslag is geweest. Daar bij Lepanto aan de toegang tot de Golf van Korinthe bestreden 278 Turkse en Barbarijse galeien en 212 galeien van de Heilige Alliantie elkaar. De Heilige Alliantie verenigde de christelijk naties rond de Middellandse zee en deze was in 1571 door toedoen van Paus Pius V tot stand gekomen. Hij vreesde namelijk dat de Middellandse zee een Islamitische binnenzee zou worden. Deze botsing tussen twee godsdiensten en twee totaal verschillende culturen zou ook de grootste en tevens de laatste zeeslag zijn tussen vloten bestaande uit galeien. Daarmee zou er – na tweeduizend jaar – een einde komen aan de galei als heersend oorlogsschip over de Middellandse zee. 

Alleen Frankrijk deed als grote katholieke mogendheid niet mee aan die Heilige Alliantie. Frankrijk verkeerde op voet van oorlog met Spanje en vond het prima dat de Turken Spanje belaagden. Kortzichtig, maar ja hoe vaak zijn bondgenoten niet kort daarop elkaars vijanden en omgekeerd? Trouwens onze Geuzen waren even kortzichtig. Die droegen een penning die bestond uit een halve maan met de spreuk: “liever Turks dan Paaps.” Uiteraard niet zichtbaar voor de Spanjaarden die daar heel anders over dachten.

Het grootse deel van de vloot van de heilige Alliantie bestond uit Spaanse galeien en Don Juan van Oostenrijk een halfbroer van Philips II was de aanvoerder. Hij was nog geen 25 jaar oud, maar een kundige strateeg en zijn aanpak en tactiek bezorgden de Christenen de overwinning. Als landvoogd van de Nederlanden zou hij later falen.

Een Turkse overheersing van het hele Middellandse zeegebied werd zo voorkomen. Bij een nederlaag was Italië gevallen en was de Sint-Pieter een tweede Aya Sofia geworden, de beeldbepalende kerk van de Orthodoxe Griekse kerk in Constantinopel. De Turken verlegden nu hun aanval op West – Europa van de zee naar de Balkan.

De opperbevelhebber van de Turkse vloot Ali Pasha beloofde de roeiers van zijn vloot – bijna allemaal Christen slaven – bij een overwinning de vrijheid. Maar die zullen aan die belofte weinig geloof gehecht hebben. Die vrijheid kregen wel de 12.000 Christen slaven die op de veroverde Turkse galeien zaten. Er zullen daar zeker Nederlandse zeelui onder hebben gezeten.

Een beroemdheid die in deze zeeslag meevocht was de Spanjaard Miguel Cervantes, (1547 – 1615) de schrijver van het wereldberoemde boek Don Quichot de la Mancha. Hij was van eenvoudige komaf, had niet gestudeerd en werd beroepsmilitair. Hij raakte in de zeeslag gewond en werd een half jaar lang verpleegd maar zijn linkerhand bleef verlamd. In 1575 vertrok hij met verlof uit Italië naar Barcelona, onderweg echter werd de galei waarop hij meevoer, veroverd door Barbarijse zeerovers uit Algiers. Hij raakte erdoor in slavernij, deed vier mislukte ontsnappingspogingen, maar werd in 1580 vrijgekocht. Hij mocht graag schrijven en in plaats van zijn eigen belevenissen op te stellen, begon hij in 1597 aan een roman. Die bezorgde hem eeuwige roem maar hij stierf als armoedzaaier.  

In tegenstelling tot onze onverschilligheid wordt de herinnering aan die zeeslag bij de landen van de voormalige Heilige Alliantie nog steeds levend gehouden. In 1971 is – vierhonderd jaar na de zeeslag – in Barcelona een replica ven de Real het vlaggenschip van Don Juan gebouwd dat tentoongesteld wordt in de expositieruimte van het Maritiem Museum. Daar trekt het door zijn grootte en rijke decoratie veel aandacht. 

Zo werd in 1951 in Italië het imposante passagiersschip de Andrea Doria voor de passagiersvaart op New York te water gelaten.  De passagiersschepen op de lijn naar New York waren toen prestigeobjecten en het schip dat de snelste oversteek over de Atlantische Oceaan maakte, mocht trots de blauwe wimpel voeren. Al in 1956 verging zij na een aanvaring in de mist bij New York. Een zware klap voor het maritiem prestige van Italië. Maar in 1964 bracht de Italiaanse marine een helicoptermoederschip in de vaart die weer de naam Andrea Doria kreeg. Wie was nu deze Andrea om tot twee keer toe vernoemd te worden? Neen, zij was geen beroemde Italiaanse vrouw. Hij was de admiraal van de Genuese vloot die meevocht in de slag bij Lepanto! 

De enige Nederlander die in die tijd op de galeien zat en waarvan wij de naam kennen, is de Fries Haye Lieuwsz. Hij wordt genoemd in de studie van L. Th. Lehman naar de galeien. Een studie waaraan ik veel van dit verhaal heb ontleend. Hij werd in 153 (?) in Leeuwarden bestraft met zes jaar naar de galeien en werd daarvoor naar Spanje of Zuid-Italië gestuurd. Hij heeft niet de zeeslag van Lepanto meegemaakt maar is ongetwijfeld betrokken geweest bij enkele zeegevechten.

Wat had nu die arme Haye misdreven om zo zwaar gestraft te worden? Een gevaarlijk misdadiger was hij zeker niet. Integendeel, hij was bouwvakker en had werk gevonden in het klooster in Veenklooster. Daar raakte hij verliefd op een non en zijn avances lieten haar niet onberoerd. Het stel ging samenwonen en dat deden ze al negen jaar toen Haye werd opgepakt. In onze tijd is samenwonen doodnormaal. Hoewel niet met een non, al was het alleen al omdat die er niet veel meer zijn en zeker niet op een aanminnige leeftijd.

Toen was dat blijkbaar een ernstig delict. Hij had om uit het vonnis van de rechtbank in Leeuwarden te citeren: “met ene Machteld Thomas dochter van Zutphen, ge profeste zuster van het gemelde klooster, vleselijk geconverseerd, haar uit het klooster tot zich genomen, getrouwd en met derzelve, als zijn echte huisvrouw geleefd.” Was dit samenwonen nu een seksueel of een godslasterlijk vergrijp? Dat laatste werd je al gauw zwaar aangerekend. De eerste ketters werden immers al in 1523 in Brussel op de brandstapel gezet.

Rechtelijke molens malen langzaam, maar in dit geval wel heel erg langzaam. Pas na negen jaar van vleselijke conversatie werd hij gearresteerd en dat is rijkelijk laat. Was Machteld tot inkeer gekomen, of wou zij gewoon van hem af en had zij hem aangegeven? Omdat het haar niet langer beviel nog langer een (zwaar) belaste huisvrouw te zijn en wou zij bij nader inzien toch liever een rustig gebeden prevelende non zijn? Of ging justitie – aangespoord door keizer Karel V om toch vooral roeiers aan te leveren – bij gebrek aan echte boeven ertoe over om allerlei amoureuze Friezen aan het roeien te zetten?

Ieder gewest of stad probeerde voldoende roeiers aan te leveren en gebruikte daarvoor verschillende overtredingen. In Amsterdam waren protesterende personen die dat publiekelijk te opvallend deden, al de klos. In Groningen bleef men nuchter en werden alleen vagebonden, landlopers en straatschenders tot de galeien veroordeeld. Weer elders kon men al gaan roeien als men “die afgrijsselijke zonde en de krijm van masturbatie” had bedreven. Dat kon best veel puberende roeiers hebben opgeleverd als men die op heterdaad had kunnen betrappen. Maar dat moet knap lastig zijn geweest.

Dit heterogene gezelschap dwangarbeiders werd in Antwerpen bijeengebracht en vervolgens werden ze naar Spanje of Zuid – Italië overgebracht. Hoe dat ging? Waarschijnlijk per schip. Dat was het enige vervoer wat over lange afstand vrij eenvoudig ging. Bovendien was daarbij ontsnappen onmogelijk.  

Een beroemdheid uit onze vaderlandse geschiedenis die niet vanwege krijm, vleselijke conversatie of landloperij maar als krijgsgevangene nog op een Spaans galei terecht kwam, was onze Piet Hein. De man van de zilvervloot. Hij roeide niet op de Middellandse zee maar op de Zeeuwse wateren. Hij werd met zijn vader in 1598 door de Spanjaarden gevangengenomen en belandde op een van de galeien uit de vloot van Frederico Spinola. Deze galeien waren speciaal uit Spanje overgevaren, om Nederlandse opstandelingen te bevechten. De thuisbasis van deze vloot werd Sluis en de opzet was om hen uit de Zeeuwse wateren te verdrijven en Zeeland te heroveren.

Piet Hein; Naar Jan Daemen Cool, Public domain, via Wikimedia Commons

Deze admiraal was een broer van Ambrosius Spinola de bijzonder kundige generaal die toen succes op succes in de Nederlanden behaalde. Dat gold niet voor Frederico die werd in 1603 in de slag van Sluis verslagen. Daar bleek dat zelfs op de smalle Zeeuwse stromen waar het voor een zeilschip moeilijk manoeuvreren was, een galei niet opgewassen was tegen het zeilend oorlogsschip met zijn veel grotere vuurkracht. Het doelwit was allereerst de roeiers, want als die uitgeschakeld werden, kon een galei niet meer manoeuvreren. Die roeiers raakten zwaargewond en gingen vastgeklonken aan de roeibanken met die galeien ten onder.

Daaronder waren veel Nederlandse zeelui en krijgsgevangenen, maar daar werd geen rekening mee gehouden. Zo sneuvelden er in die zeeslag misschien wel meer Nederlanders dan Spanjaarden. Piet Hein ontkwam op het nippertje aan dat lot omdat hij net daarvoor in 1602 bij een gevangenenruil vrijkwam. Het was trouwens de enige zeeslag waaraan twee Nederlandse galeien die wij daarvoor speciaal hadden gebouwd, deelnamen.   

Piet Hein had geluk dat hij aan de galeien wist te ontkomen. Dat geluk ontbeerden veel zeelui, waarvan het schip door Barbarijse zeerovers werden genomen. Ondanks de risico’s bestond er een levendige handel tussen Amsterdam en verschillende Middellandse zeehavens. De schepen die daarop voeren werden straatvaarders genoemd. De gevangengenomen zeelui kwamen op hun galeien terecht of werden aan de wal als dwangarbeiders gebruikt. Net als ontvoerde christelijke bewoners van gebieden rond de Middellandse zee. Zij werden onmenselijk behandeld, omdat ze ongelovige Christenhonden waren. Deze slavernij, die toch omvangrijk was in Noord – Afrika werd heel lang door de Europese landen getolereerd. Ze kochten de plaatselijke heersers af met geschenken, vaak kruit en scheepsbenodigdheden. Die zich vervolgens maar heel kort aan de gemaakte afspraken hielden.

In Algiers was een kwart van de bevolking slaaf. Ze werden ’s avonds ondergebracht in ondergrondse kerkers, bagno’s genaamd. De meeste slaven die niet voor de galeien werden ingezet en die Beylik – slaven – werden genoemd, deden zwaar werk in o.a. de steengroeven. Ze werden uitgehongerd en mishandeld. Uit godsdiensthaat maar ook om de Europese landen en instellingen ertoe te bewegen hen vrij te kopen. In ons land waren er in vele kerken in steden en dorpen aan zee slavenkassen aanwezig. Met die vrijwillige bijdragen werd geprobeerd deze zeelui vrij te kopen.

Wat de Atlantische slavernij betreft, nadat er jaren van actievoeren aan vooraf waren gegaan werd in 1808 in Engeland onder invloed van de publieke opinie het vervoer van slaven tussen Afrika en Amerika verboden. Voortaan zou een eskader van de Royal Navy voor de Afrikaanse kust gaan patrouilleren en daarbij ook slavenhalers uit ander landen aanhouden. De gedacht daarachter was dat door zo’n vervoersverbod de slavernij in Amerika na verloop van tijd zou verdwijnen. Want het sterftecijfer op de suikerplantages was hoger dan het geboortecijfer.

Engeland was een belangrijk land in het slavenvervoer geweest met Liverpool als centrum. Daar kwam dus een einde aan, maar de reders die slaven vervoerden vonden al snel een alternatief, namelijk het vervoer van landverhuizers naar Noord – Amerika. Dat vervoer was nog onmenselijker dan het vervoer van slaven. Een scheepskapitein probeerde de slaven in leven te houden, die brachten bij verkoop geld op. Landverhuizers betaalden vooraf voor hun overtocht en als die onderweg stierven, dan scheelde dat in de voeding. 

Bij alle verontwaardiging over de slavernij bleef die aan de Barbarijse kust buiten beeld. Maar toen een schip waarop een behoorlijk aantal Engelsen, oud – militairen, vrouwen en kinderen zaten, door piraten genomen werd en zij op de slavenmarkt in Algiers verhandeld werden, reageerde de Engelse bevolking verontwaardigd. Dit kon je Engelse ingezetenen niet aandoen! Het zegt wel iets over de maatschappelijke status van de zeeman, die was blijkbaar wel erg nederig.  

Op het Congres van Wenen werd kort daarop besloten die zeeroverij aan te pakken. Engeland zou tezamen met de Nederlanders optreden tegen deze Noord Afrikaanse slavernij. Zo voer een eskader van tien Engelse schepen en zes Nederlandse naar Algiers en de Dey van Algiers werd gesommeerd alle Christelijke gevangenen vrij te laten en de slavernij voor Christenen af te schaffen. Voorts moest hij de opbrengst van de verkoop van tot slaaf gemaakte Napolitanen en inwoners van Sardinië restitueren. Omar Pasha weigerde, zijn stad verkeerde in goede staat van verdediging zo dacht hij. Maar hij ging overstag na een zwaar bombardement waarbij de Algerijnse vloot werd vernietigd en in de stad veel schade werd aangericht. Hij stemde toe en 3.000 christelijke slaven kregen hun vrijheid terug. Eigenlijk was dit de eerste betrokkenheid van Nederland bij de bestrijding van de slavernij. Bij die actie sneuvelden 13 Nederlandse matrozen en raakten er 52 gewond.  Maar daarna gingen de Algerijnen weer op oude voet verder. Aan deze slavernij kwam pas een definitief einde bij de verovering van Algerije door de Fransen in 1830 en zo raakte deze Barbarijse slavernij waar toch zoveel zeelui het slachtoffer van waren geworden, in de vergetelheid.

De Fransen hebben op de Middellandse zee absurd lang galeien in de vaart gehouden en wel tot aan de Franse revolutie. Daardoor is er over het varen met die galeien en over de leefomstandigheden van roeiers en schepelingen veel bekend. De galeien waren zo bleek al aan het begin van de zeventiende eeuw bij lange na niet opgewassen tegen het zeilend oorlogsschip. Dat wist men ook al aan het hof van Ledewijk XIV. De invoering van het scheepskanon maakte een einde aan de galei als oorlogsschip. Een galei bezat slechts drie tot vijf kanonnen in de aslijn van het schip en die waren geïnstalleerd op het voordek. Tussen voor- en achterdek liep een loopbrug en lager zaten dan de roeiers vastgeklonken aan hun banken. Een fregat of linieschip kon bij een enkel broadship salvo al een galei uitschakelen

In een zeegevecht met zeilende oorlogsschepen was een galei dus volstrekt kansloos. Maar ook voor patrouillevaart was ze weinig bruikbaar. Galeien bezaten een geringe actieradius omdat er niet genoeg drinkwater kon worden meegenomen om de roeiers na enige dagen nog een behoorlijk rantsoen te kunnen verstrekken. Ze konden ook weinig zee hebben. Bij een behoorlijke zeegang kon er niet geroeid worden en bij meer dan matige wind – een galei had te weinig vrij boord – kon ook al niet meer gezeild worden. Het bezat daarvoor wel aan twee masten een latijn zeil. Bovendien stak een galei niet echt diep. Zo’n twee meter en dat betekende dat het bij zijwind ook behoorlijk verlijerde. Het was kortom niet meer dan een mooi weer schip. 

De topsnelheid van een galei stelde ook al weinig voor. Meer dan 5 knopen haalde ze niet en dat konden de roeiers maximaal drie uur achtereen volhouden. Begrijpelijk, een roeiriem waaraan vijf man zaten, was 14,5 meter lang en woog 180 kg. Daaraan trekken vergde veel kracht. Al naar gelang de snelheid, de golfslag en of het dag of nacht was, werd er verschillend geroeid. Dat werd met fluitsignalen aangegeven en de roeiers werden aangespoord met de gourdin. Een dik stuk touw en zo’n tik werd door de scheepsleiding als een lichte aansporing beschouwd. Daarnaast werden uiteraard andere zwaardere straffen opgelegd maar die werden aan de wal uitgevoerd. Werd er niet geroeid en hadden de roeiers een rustpauze, dan benutten ze die vaak om te breien! Voor ons een bezigheid voor eerzame grootmoeders. Waarschijnlijk verruilden ze hun breiwerkjes in de haven bij handelaren voor wijn en etenswaren.

Een vloot van galeien in de vaart te houden was een kostbare aangelegenheid. De bemanning op een galei was bijzonder groot en moest dagelijks gevoed en periodiek gekleed worden. Terwijl het bij een zeilend oorlogsschip gebruikelijk was om, als het buiten dienst was, het op te leggen en de bemanning af te monsteren. Toen de Fransen nog geloofden in hun galeien als bruikbaar oorlogsschip zochten zij naar geschikte roeiers. Zo dachten ze even dat Indianen daarvoor misschien wel gebruikt konden worden. Vanuit hun Noord Amerikaanse kolonie overvielen zij een dorp van de Irokezen, terwijl ze met die natie net vrede hadden gesloten. Ze namen de mannen mee en verscheepten die naar Frankrijk. De Irokezen, geduchte vechtersbazen, hervatten de oorlog en de Fransen werden gedwongen een nieuwe vrede te sluiten waarbij overeengekomen werd dat de ontvoerde Irokezen terugkwamen. Dat gebeurde, maar het waren er nog maar drie. Ze bleken niet bestand te zijn tegen de besmettelijke ziektes die aan boord heersten. De Fransen bezaten in die tijd Hispaniola, een eiland in het Caraïbische gebied met suikerrietplantages waarop slaven werkten. Ze hielden zich dus ook bezig met de slavenhandel. Toch hebben zij niet Afrikaanse slaven op hun galeien ingezet. Vanouds was de opvatting in het Middellandse zeegebied dat zij ongeschikt waren als roeiers en misschien was men die mening ook in Frankrijk toegedaan. Maar het kan ook zijn dat de marine de aankoopprijs van deze slaven te hoog vond.  

De officieren van de Atlantische vloot lieten niet na om te beargumenteren dat het in de vaart houden een vloot van galeien op de Middellandse zee, zinloos was. Het vergde veel geld en dat ging ten koste van de Atlantische vloot die de Engelsen en de Nederlanders moest bevechten. Maar die officieren waren niet van adel en vonden alleen daarom al geen gehoor aan het hof. Voor het hof, dat heel goed besefte dat galeien hadden afgedaan, speelde een heel ander argument dat onuitgesproken bleef, een grote rol. Die vloot was er niet om vijanden van Frakrijk te bestrijden, maar om de eigen bevolking in toom te houden. Bovendien verdiende de adel eraan. Toen die opvatting doorslag gevend werd geacht, was het inzetten van krijgsgevangenen en ander vreemd volk niet nodig. 

Frankrijk werd bestuurd door de koning met een kliek van hof adel en kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders die leefden in buitensporige luxe en daarvoor de bevolking afperste. De onvrede daarover was groot. Een effectief middel om opstandigheid de kop in te drukken was de dreiging dat men voor de minste of geringste uiting naar de galeien gestuurd kon worden. Over de behandeling die veroordeelden daar te wachten stond, werden in Frankrijk gruwelijke verhalen rond verteld. Vaak nog erger dan de werkelijkheid en dat was ook de bedoeling. De veroordeelden werden geboeid afgevoerd langs de chaînes. Dat waren vaste routes die vanaf verschillende steden vaak over grote afstand naar de galeihavens voerden. Wanneer er zo’n kolonne stumpers over een chaîne strompelden, dan zagen de toeschouwers dat met afgrijzen aan. Familie leden en vrienden liepen soms een stuk mee om hen te troosten. Zo werd de bevolking vrees aangejaagd voor dwangarbeid op de galeien.  

De veroordeelden bestond uit allerlei volk. Soms waren het zware criminelen die niet de doodstraf kregen, maar naar de galeien werden gestuurd. Dat was uitstel van executie. Voorts uit kruimeldieven, vagebonden en bedelaars. Maar ook uit lieden die machtshebbers hadden getart in gedrag, woord of geschrift. Een enkel onvertogen woord was soms al voldoende. Voorts uit protestanten, die zich na opzegging van het Edict van Nantes niet tijdig gevlucht waren naar het buitenland. De gestraften werden tot een wisselend aantal jaren veroordeeld, maar dat deed er niet toe. Wie eenmaal op de galeien zat, kwam er echt niet meer levend vanaf.   

Een galei was ondanks het vele verguldsel beslist geen luxe cruiseschip waarmee het voor de scheepsleiding heerlijk spelevaren was. Van enige hygiëne aan boord was geen sprake. Een galei stonk op zee afgrijselijk naar zweet, uitwerpselen en nog vele andere stanken. Je kon haar al op grote afstand ruiken. Al eerder dan het schip aan de horizon zichtbaar was. Er was achterop een rijk gedecoreerde salon aanwezig. Passend voor een edelman maar ook daar was de stank niet te harden ook al liep daar een parfumeur rond.

Het ongedierte kende geen standsverschil en liet zich niet tegenhouden. Een galei was vergeven van ongedierte en het hielp niet dat er regelmatig een vlooienvangst gehouden werd. De roeiers moesten dan hun hemd uitrekken en de vlooien eruit schudden. Uiteraard buiten boord. De overige bemanning was daarvan vrijgesteld.

De roeiers op deze Franse galeien waren uniform gekleed in een losse wijde broek, hemd, een rode mantel en een rode muts. De roeiers op La Real het vlaggenschip van de Franse middellandse zeevloot droegen ter onderscheiding echter blauw. La Real was 57 meter lang en met 7,7 meter breedte een rank schip. Om aan te geven dat er weinig was veranderd, de Spaanse Real uit 1571 had een lengte van 60 meter, maar was nog minder breed namelijk 6,2 meter. Op die Spaanse galei werd er met vier personen aan en een riem geroeid, op de Franse galeien met vijf.  Vandaar dat verschil in breedte, zo denk ik.

Buiten de roeiers waren er op zo’n betrekkelijk klein oppervlak nog veel andere personen aanwezig. Uiteraard bewakers, maar ook echte zeelieden voor als er gezeild moest worden timmerlieden, koks, bediendes en voorts zo’n zestig soldaten als enterploeg voor een eventueel treffen op zee.    

De officiersfuncties op een galei waren uitsluitend gereserveerd voor adellijke heren. Zeemanschap of ander kwalificaties deden er niet toe. Waarom was nu zo’n stinkende en kriebelige functie voor hen zo aantrekkelijk? Omdat bemanningsleden als er niet geroeid werd en zo vaak waren de galeien niet op zee, ingezet werden als arbeidskrachten. Zo werden veel galeislaven in de textielnijverheid aan het werk gezet en werden ze voor allerlei uitzendwerk gebruikt. De opbrengst vloeide niet in de overheidskas, maar staken de adellijke officieren in eigen zak.   

Bij het aantreden van Lodewijk XV kwam de klad erin en het aantal galeien liep snel terug. Maar de angst voor de galeien zat er goed in bij de Franse bevolking. In 1783 brak de Franse revolutie uit en daarmee kwam er een eind aan de band tussen galeien en ancien regime. De gehate Franse adel droeg in die tijd een strakke kniebroek en een bepoederde pruik. De revolutionairen droegen als blijk van verzet een wijde lange broek en een rode frygische muts. De muts waarmee Marianne het zinnebeeld van de Franse revolutie nog op elke afbeelding wordt afgebeeld. Zeker met die muts werd er een link gelegd naar al die Fransen die tot de galeien waren veroordeeld geweest. De Franse adel ging naar de guillotine en met haar de galei als afschuwelijk symbool. 

Roeien, een verafschuwd dwangmiddel en anders een hoogst vermoeiende activiteit, werd nog niet binnen een eeuw na het verdwijnen van de galeien een elitesport! Uiteraard niet in Frankrijk maar in Engeland. Daar werd roeien aan de universiteiten een wedstrijdsport. Wat in Engeland populair wordt, vindt in Nederland al snel navolging. Dus werd in 1847 in Amsterdam de Koninklijke Nederlandsche Zeil- en Roeivereniging opgericht. In hetzelfde jaar gevolgd door de eerste studentenroeivereniging in Leiden en daarna in ander universiteitssteden. Van roeien kun je dus vandaag de dag geen taakstraf maken.

In Leeuwarden werd in 1919 de roeivereniging Wetterwille opgericht. Nog steeds een bloeiende en zeer bekende vereniging in Friesland. Zou deze eenvoudige Haye Lieuwsz. toch wel een bijzondere Leeuwarder roeier, niet herdacht kunnen worden door bijvoorbeeld een boot naar hem te noemen? Het is maar een suggestie

Leeuwarden 2021