Enig gefilosofeer over ons schoeisel
In mijn boek met herinneringen aan Friesland beschreef ik een manager die voor een zakelijk
gesprek bij mij langskwam. De eerste indruk was niet positief. Hij liep in een moderne strak
toegesneden outfit met felgekleurde puntschoenen. Een manager behoort andere zaken aan
zijn hoofd te hebben dan hoe hij er bijloopt. Dat was toen in de jaren tachtig van de vorige
eeuw mijn opvatting en die houd ik er trouwens nog steeds op na.
Een journalist die mijn boek becommentarieerde, vond dat ik zijn puntschoenen niet had
moeten noemen. Die schoenen waren maar een onbelangrijk detail. Maar als ze badslippers,
of rubberlaarzen waren geweest waarmee je uit de Friese klei getrokken was? Hadden die dan
wel genoemd mogen worden?
Op de schoenen die in de periode voor en na de oorlog gedragen werden, kon je moeilijk
commentaar hebben. Die moesten zo onopvallend mogelijk zijn. Herenschoenen waren toen
uitsluitend zwart of bruin. Bruine schoenen dragen bij een donkerblauw pak getuigde van een
slechte smaak. Voorts hoorden ze – wanneer je je ergens ging presenteren – wel glimmend
gepoetst te zijn. Anders kon men concluderen dat je slordig was, of de presentatie niet
belangrijk vond.
Maar daarvoor en daarna was schoeisel bijna altijd een opvallend onderdeel van de
mannelijke outfit geweest. Zo trekken tegenwoordig bijv. de kleurrijke schoenen van minister
Hugo de Jonge de aandacht en dat is ook zijn bedoeling. Tot bij hem de moed in de schoenen
zakt. Maar ook anderen die graag willen opvallen, doen dat. Zoals voetbalsterren en dan
zowel op het veld als erbuiten. En vele andere BN ers. Over schoenen en het beoogde effect
mag dan ook best gefilosofeerd worden.
Barend Willem Biesheuvel was in de zeventiger jaren- het tijdperk van de goed gepoetste
schoenen – een zeer belangrijk man. Hij was achtereenvolgend leidsman van de Anti
Revolutionaire Partij, minister van Landbouw en Visserij en voorts minister – president van
twee kabinetten. Hij was wat je vroeger een “verschijning” noemde. Een forse man die altijd
tot in de puntjes verzorgd gekleed ging. Een man die mannen imponeerde en door sommige
vrouwen aanbeden werd. Hij werd dan ook door jaloerse seksegenoten wel Mooie Barend
genoemd.
Zo bracht deze Mooie Barend een bezoek aan Leeuwarden. Hij was uitgenodigd om de stad
onder zijn aandacht te brengen. Het college van Burgemeester en Wethouders stond gereed
om hem met de nodige egards te ontvangen. Waarschijnlijk in de hoop dat Leeuwarden iets
extra’s toebedeeld zou krijgen. Eén van de wethouders was Jan Heetla. “Quite a character.”
Zeker afgezet tegen de rest van het college waarin de PvdA wethouders de overhand hadden
en waar het socialistisch erfgoed nog rondwaarde.
Uiteraard gaf Barend ook Jan Heetla een hand. Waarop die zei: “47 hè net als ik” en hij knikte
en dat was niet bedoeld als een goedkeurend gebaar maar meer om vaag een richting aan te
duiden. In dit geval in de richting van de vloer. ” Sorry, maar wat bedoelt U?” was Barend
zijn wedervraag. “Uw schoenmaat” was het antwoord van Jan Heetla.
Waarop Barend ontzettend chagrijnig doorliep, want die grote voeten deden afbreuk aan zijn
image van mooie man. Althans dat vond hij zelf blijkbaar en hij had er geen behoefte aan om
met een lotgenoot over die handicap te praten. Het kan best zijn dat die opmerking het
charmeoffensief verstoorde, want hij bezat zoals de meeste politici ook nog erg lange tenen.

Zonder enig of zonder geschikt schoeisel is men ernstig gehandicapt. Zo behoorden de
monniken van de bedelorde van de franciscanen in de late Middeleeuwen barrevoets en in een
voddige pij hun ronde te lopen. Dan kwam je overtuigend over als je om een aalmoes vroeg.
Maar barrevoets lopen over ongeplaveide en met vuil bedekte straten vonden ze wel wat al te
bar. Ze droegen daarom aan hun blote voeten simpele sandalen. Die verstoorden hun image
niet. Ze kregen er wel koude voeten door.
Voetballers doen het niet voor een aalmoes. Zij voetballen op speciale schoenen met proppen
om zo meer grip op de grasmat te hebben. Met als consequentie overbelasting van hun knie en
enkelgewricht. Dat schoeisel is dus schadelijk voor de gezondheid maar dat is geen motief om
het aan te passen. Dat gebeurt alleen met de kleur. Vroeger waren voetbalschoenen alleen
maar zwart of bruin. Maar de tegenwoordige profvoetballer voelt zich een (pop)ster. Daar kan
hij behalve door zijn rugnummer op zijn voetbalshirt geen uiting aangeven. Dus draagt hij
voetbalschoenen die door hun kleuren opvallen.
Militairen droegen altijd speciaal schoeisel. De stijgbeugel was in de vroege Middeleeuwen
een belangrijke uitvinding. De cavalerist was vanouds een verkenner en licht bewapend. De
stijgbeugel maakte dat een ruiter een speer kon hanteren en daarmee kon stoten zonder uit het
zadel te worden gelicht. Zo kon hij met veel succes de infanterist aanvallen. Zijn schoeisel
bestond uit een laars of schoen met een hoge hak en voorzien van sporen. Want voor grip op
de stijgbeugels heb je hoge hakken nodig en met sporen kon je zonder de leidsels te gebruiken
een paard aansturen.
Goed erop lopen kon je niet, maar de zwaaiende loop van de Amerikaanse cowboys van hun
paard naar de saloon werd door de film als stoer beschouwd. Niet als ze van saloon naar hun
paard teruggingen, dan konden ze vaak moeilijk op hun benen staan. Maar rijden ging altijd
nog, want hun paard vond zelf wel de weg terug naar de stal. Dat vertelde ooit een ruiter mij
die met een veel te hoog promillage dankzij zijn paard toch nog thuiskwam.
De infanterist moest lange marsen kunnen afleggen. Hun schoeisel was daar dan ook op
afgestemd. De Romeinse soldaat droeg uitermate praktisch schoeisel. Hij kon op zijn sandalen
lange marsen met zware bepakking maken zonder pijnlijke voeten te krijgen. Voorts stond je
er stevig op in een gevecht. Dat is de ervaring van mannen die als hobby het bestaan van een
legioensoldaat naleven. De caliga was samengesteld uit drie lagen stijf rundleer waarin 80 tot
90 nagels met rond kop waren geslagen en werd vastgebonden met banden rond de enkel.
Van een veel simpeler snit waren de Robinson sandalen die wij vroeger als kind en puber in
de zomer droegen. In plaats van die stijfgesloten schoenen. Je kreeg er geen zweetvoeten in en
de pasvorm was voor een sandaal behoorlijk, zodat je een goede houding behield. Dat vonden
ouders met opgroeiende kinderen belangrijk. Maar in vakantie er mee op stap gaan liet je als
opgeschoten jongen achterwege. Als je niet de vrije natuur opzocht, maar liever plaatsen waar
bier en meisjes te vinden waren. Een paar Robinsons waren daarvoor totaal verkeerd
schoeisel. Ze zouden je image als versierder verpesten.

Schoenen en sandalen waren wel duur. In het Engelse leger droegen de soldaten in de
negentiende eeuw een standaardmodel schoenen. De instructie was dat ze dagelijks hun
schoenen van voet moesten wisselen. Dat kon want links en rechts waren gelijk. Zo gingen ze
langer mee. Elders was men in militaire kringen dol op laarzen en dat waren vooral de
Duitsers. Laarzen waren voor een infanterist weinig functioneel maar ze hadden wel de
uitstraling van gezag. Er viel bovendien flink aan te poetsen en zo hield je de soldaten bezig.
In de jaren zestig toen ik in militaire dienst was, droegen wij kistjes. Zo noemden wij die hoge
leren schoenen. Ze zaten prima, hielden rekening met je grote teen en waren waterdicht. Je
moest ze wel voor de vrijdag inspectie goed d. w. z. glimmend poetsen want anders werd voor
straf je verlof ingetrokken. Zo ervoer je als eenvoudige soldaat hoe belangrijk schoenen
waren.
Gezagsdragers en hoge militairen in Nederlands-Indië droegen wel laarzen. Om te imponeren
want voor dat broeierige klimaat waren ze totaal ongeschikt. Je liep er vaak wondroos door
op. Ook de Missiezusters leden er nogal eens aan. Niet omdat zij ook laarzen droegen, maar
hoge dichtgesloten schoenen. Die blijkbaar bij hun verschijning passend werden geacht.
De gewone Europese soldaat die bij het Koninklijke Indische Leger de KNIL diende, had
geen last van wondroos. Hij droeg geen laarzen en soms – aan het einde van de negentiende
eeuw – zelfs geen schoenen! H. C. Zentgraaff, een bekende kritische Indische journalist uit die
tijd, beschrijft dat de Europese fuseliers op een bivak te Pikatto niet konden uitrukken, omdat
hun schoeisel totaal versleten was en niet meer op te lappen viel. Het geld ontbrak bij de
KNIL om zijn soldaten van goed schoeisel te voorzien! De Europese fuselier op blote voeten
de rimboe in laten trekken, was te riskant. Dus moesten inheemse fuseliers dat doen. Die
deden dat wel op blote voeten.
Waren vroeger schoenen voor het leger vaak te duur, dat gold niet voor de welvarende burger.
Schoenen droegen bij aan de status van man en vrouw. Zie de portretten van Marten
Soolmans en Oopjen Coppit. Een gefortuneerd echtpaar uit onze Gouden Eeuw. De aankoop
van deze Rembrandts trok veel belangstelling en de portretten werden in alle media vertoond.
Rembrandt had beiden ten voeten uitgeschilderd. Marten is duur gekleed en wel in het zwart.
Zwart laken was een kostbare stof en daarnaast was de kraag, manchetten en broekspijpen met
duur kant versierd. Terwijl op zijn schoenen om die te laten opvallen grote rozetten zijn
bevestigd.

Uiteraard ga je daarmee niet over straat lopen, want de straten waren modderig en vuil en die
rozetten waren binnen een mum van tijd smoezelig geworden. Maar afgezien daarvan op die
schoenen kon je ook niet behoorlijk lopen. Maar lopen deden mannen uit hogere kringen heel
weinig. Zij lieten zich per rijtuig of draagstoel vervoeren. Schoenen met hoge hakken en een
te smalle leest, zoals toen de mode was, dwongen hen tot schrijden een chiquere manier van
strompelen.
Die hakken werden met de tijd alleen maar hoger. Functieloos want die stadse burgers reden
geen paard. Misschien deden ze dat om zo beter op anderen te kunnen neerzien. Want het
schoeisel behoorde het standsverschil te accentueren. Het al of niet dragen van schoenen was
al een eerste onderscheid. Het eenvoudig volk droeg in ons land klompen. In warme landen
liep men blootsvoets. Voor schoeisel gold vervolgens, zo schijnt het, hoe minder draagbaar
hoe hoger de status. Zo droeg de adel in de Middeleeuwen snavelschoenen dat waren pas
puntschoenen! Hoe langer de punt, hoe belangrijker de persoon. Dat ging zelfs zo ver dat de
snavels met een ketting aan de broekspijp werden vastgemaakt! Om zo omklappen en
daardoor struikelen te voorkomen.
Uiteraard was er ook een groot verschil tussen mannen- en vrouwenschoenen. Mannen wilden
met extravagante schoenen opscheppen. Vrouwenschoenen bezaten daarentegen weinig
opsmuk omdat ze meestal onder de rokken verborgen bleven en hoogstens heel coquette even
zichtbaar waren. Dat was niet toevallig want vrouwenvoetjes bezaten erotische
aantrekkingskracht en dat wisten de dames. Liet je meer zien, bijvoorbeeld een enkel dan was
dat onzedelijk.
In Zierikzee zaten in het begin van de zeventiende eeuw Duinkerkse kapers in het
Gravensteen opgesloten. Zeelui zijn geïnteresseerd in schepen en vrouwen. Dus krasten die
kapers in de eikenhouten wanden afbeeldingen van vol getuigde galjoenen en niet van blote
dames maar van sierlijke vrouwenvoetjes! Die vrouwenvoetjes konden ze in het hout krassen,
omdat hen niet de voeten waren gespoeld.
Dat heeft niets met hygiëne te maken maar met moord. In 1587 was door de Heeren Staten bij
resolutie besloten dat gevangengenomen Duinkerkers geen kapers maar zeerovers waren en
dus de voeten gespoeld moesten worden. Een eufemisme voor overboord gooien. Dat
gebeurde met grote tegenzin, want er bestaat tot op de dag van vandaag de broederschap der
zee. Daarom werd van de kapiteins van ’s Lands schepen een eed afgenomen waarbij zij
zworen het “recht van de voetspoeling ter zee te zullen maintenerenen en geen gevangenen te
zullen maken.”
Door toedoen van vice admiraal Thijs Quast, van Hollands Noorderkwartier kwamen zeelui
daartegen in openlijk verzet. Toen hij in 1627 een Duinkerker nam, besloot hij de negentig
man niet de voeten te spoelen. De andere kapiteins van het eskader kwamen in krijgsraad
bijeen en gingen er mee akkoord om hun leven te sparen. De Hooge Heeren in Den Haag
waren furieus, dat was insubordinatie. Maar Noorderkwartier weigerde hun admiraal te
ontslaan. Hij was een kundig en dappere zeeman.
De Hooge Heeren scherpten vervolgens deze maatregel aan. De gehele bemanning die het
voetspoelen naliet, werd bestraft met inhouden van hun gage. Als ze het wel deden ontvingen
ze daarentegen een flinke beloning. Desondanks waren de zeelui die elkaar op leven en dood
bevochten, niet bereid tot moord. Zo kwam er een einde aan het voeten spoelen. Uiteraard
zagen ook de Duinkerkers er toen vanaf.
Vrouwen voetjes zorgden nog tot diep in de negentiende eeuw voor opwinding bij
jongemannen. Op mijn R.H.B.S. werden wij geconfronteerd met de dichter Jacques Perk.
Eigenlijk ook nog een puber. Het boegbeeld van een nieuwe richting in de literatuur, de
tachtigers. Zo werden de dichters en schrijvers uit het laatst van de negentiende eeuw
samengevat en daaraan werd in het onderwijs veel aandacht besteed. Deze Jacques was gek
op ene Mathilde en schreef daarover talloze sonnetten. Zoals in: “De Voetkus” waarin –
tussen al het lyrische voetenwerk – o.a. de dichtregel staat: “Laat mij, vorstin, U met een
voetkus groeten.” Dat is even wat anders dan die drie kussen op de wangen die wij als
begroeting erop nahielden. Voordat de Corona daar gelukkig weer een einde aan maakte.
Onze interesse in meisjes was een stuk platvloerser en viel gelukkig moeilijk in sonnetten te
vatten. Spottend declameerden wij wel eens: Mathilde, Mathilde als je eens wist wat ik wilde
….. Daarmede eindigde ons dichterlijk talent. Tot een Mathilde cyclus kwam het niet en dat
was maar goed ook. Perk met zijn omfloerste hartstocht vonden wij zwaar overdreven, ja
eigenlijk te belachelijk voor woorden.
Begin twintigste eeuw werden de rollen omgekeerd. De man ging onopvallend schoeisel en de
vrouw, nu de rokken korter werden en de voet zichtbaar werd, juist opvallend schoeisel
dragen. De kleding en schoenen van een dame moesten wel opvallend maar smaakvol op
elkaar afgestemd zijn. Zo gingen bekende modehuizen als Chanel, Gucci en Christian Dior
ook schoenen ontwerpen. Uit een recent onderzoek onder 500 vrouwen in Nederland blijkt dat
die per jaar vier paar nieuwe schoenen kopen. Of de aanleiding daartoe vooral de aanschaf
van nieuwe kleding was, is niet onderzocht. Zo staan in de kast gemiddeld 23 paar schoenen,
maar 8 daarvan draagt ze nauwelijks omdat die niet meer hip of modieus zijn.
Schoenen worden soms niet gekocht om te dragen maar om te verzamelen. Als ze van
schoenontwerpers van internationale faam zijn, of door beroemdheden zijn gedragen, dan
worden ze voor flinke bedragen op veilingen verkocht. Zoals die van Jan Jansen Nederlands
bekendste schoenontwerper. Vele bekende artiesten droegen en dragen zijn schoenen. Een
verzameling Jan Jansen schoenen werd een paar jaren geleden op een veiling van Christie
voor hoge prijzen verkocht.
Tegenwoordig zijn sneakers erg populair en daarvan zijn al de eerste verzamelaars
gesignaleerd. Zo zijn de Nike Air Ships dat zijn de witte sneakers van de bekende
Amerikaanse basketballer Michael Jordan uit 1984 op een veiling in 2021 in New York voor
maar liefst 1,47 miljoen dollar verkocht!
De beroemdste verzamelaarster van schoenen was ooit Imelda de vrouw van Marcos de
bekende Filipijnse dictator. Zij bezat een collectie van 1220 paren schoenen! Zij kon het niet
laten om met haar verzameling te pronken en dat riep internationaal veel verontwaardiging op.
Die mede heeft bijgedragen aan de val van het echtpaar. Zij was toen als verwoede
verzamelaarster nog een uitzondering. Maar verzamelen van schoenen is tegenwoordig in
bepaalde kringen een rage. Niet alleen van gedragen schoenen van beroemdheden, maar ook
van nieuwe schoenen. Zo brengt van Louis Vuitton sneakers op de markt die maar liefst EU
35.920 kosten. Bedoeld als pronkstukken in een verzameling zo vermoed ik.
O, ja die vlotte manager met zijn puntschoenen, hij struikelde over zijn ambitie en daarmee
was het met zijn carrière afgelopen.
Leeuwarden 2022
.